Als de Italiaanse titel van deze cd nog wat ambiguïteit overlaat, laat dan de Nederlandse vertaling elke twijfel wegnemen, deze vier concerti van de Oostenrijkse achttiende-eeuwse componist Johann Georg Albrechtsberger zijn wel degelijk voor mondharp en orkest geschreven. Binnen Albrechtsbergers oeuvre zijn concerti met een keuze voor ongewone solo-instrumenten niet zeldzaam: de man schreef naast meerdere concerti voor harp en trombone ook werken voor glasharmonica of 'Hölzenes Gelächter' een soort van barokke xylofoon. Om maar te zeggen... De mondharp is echter wel een bijzonder ongewoon instrument en hoewel weinig over deze werken geweten is, vermoedt men dat Albrechtsberger ze als een uitdaging opvatte – een weddenschap misschien? - een manier om dit instrument ondanks de technische en interpretatieve beperkingen die er inherent aan zijn toch te integreren in een klassiek orkest van strijkers en basso continuo.
Wat valt er over een cd als deze te zeggen? Wel, om te beginnen: de keuze voor de mondharp als solo-instrument is op zijn minst erg apart. De klank van dit instrument, als die van een slecht versterkte elektrische gitaar na een flinke overdosis past in het classicistische klankbeeld van deze concerti als een tang op een varken. Bovendien zijn de melodische mogelijkheden van dit instrument zo beperkt dat er van een echte solopartij nauwelijks sprake kan zijn. In passages waar de mondharp samen het de andere instrumenten speelt valt dat nog enigszins mee, want daar kunnen de gaten in het melodische bereik van de mondharp door anderen opgevuld worden (al domineert de schrille klank - mogen we lawaai zeggen? - van de mondharp steeds het ensemble) maar in de obligate cadens wordt het al te lachwekkend. De pogingen van mondharpist (zo zal zo iemand wel heten?) Albin Paulus om die cadensen interessant te houden nemen hun toevlucht tot allerlei klankeffecten die de grenzen van wat lachwekkend is moeiteloos enkele meters verleggen.
Dat wil niet zeggen dat deze uitvoeringen in zeven haasten bij elkaar gegooid zijn: het Oostenrijkse Piccolo concerto speelt met veel stijlbesef en een gezond gevoel voor muzikale retoriek en houdt de uitvoeringen van deze werken eigenlijk wel boeiend. De mondharp wordt begeleid als eender welk ander instrument en voert deze werken dan ook in dialoogvorm met het orkest uit. De partij voor mandora, een zes- of achtsnarige basluit, zorgt voor een interessante invulling van het barokke basso continuo concept maar wordt niet steeds even boeiend gehouden. De cadenza in het trage deel van het Concerto in F a 5 klinkt als een ingetogen improvisatie, heel meditatief maar dat doet de muziek wat stilvallen.
Ondanks de kwaliteit van de uitvoering is het moeilijk om in deze dubbel-cd iets maar dan een rariteit te zien die verzamelaars misschien nog wel in huis zouden willen halen maar die zich beslist niet bijzonder vaak laat aanhoren. Maar als dit ooit op concert wordt uitgevoerd staan we op de eerste rij! Want geef toe, zo'n rariteit moet je gewoon gezien hebben maar liefst maar een keer in je hele leven.
Meer over Johann Georg Albrechtsberger
Verder bij Kwadratuur
Interessante links