Kwadratuur interview

Wie een gesprek heeft met Eric Thielemans moet niet te veel rekenen op eenduidige antwoorden. De dingen zijn vaak te complex om een eenvoudig ja-nee antwoord te krijgen. Meer dan eens denkt hij hardop, met alle nuanceringen, bijsturingen en stiltes tot gevolg. Stiltes waarin zijn denkproces verder draait. Wanneer hij terug spreekt is hij weer enkele stappen verder dan zijn gesprekspartner. Vragen, bevragen, zoeken en soms vinden, maar ook steeds opnieuw twijfelen: het zijn constanten in gesprekken met Thielemans en in diens muzikale loopbaan.

Noem Eric Thielemans geen jazzdrummer. Dat hij in die wereld een zekere reputatie verwierf, is voor hem bijzaak en inderdaad: wat hij nu doet staat mijlenver af van eender welk genre-idioom. Met zijn solowerk (waarbij hij het klassieke drum- en slagwerkmateriaal bewerkt met rubberen balletjes, fietswiel en strijkstok) en zijn nieuwe “band” EARR  zit hij op een heel ander, een heel persoonlijk spoor.

Moeten

Het begon echter allemaal nogal gewoon, zoals voor wel meer muzikanten die opgroeiden in de jaren ’80: met MTV. Thielemans: “Aanvankelijk wilde ik geen muziek doen, ik wilde sporten. Voetballen ja, maar toch niet naar de muziekschool: notenleer en mensen horen spelen.” Zijn moeder besliste echter anders. Het was van moeten. “Ik heb het helemaal niet met dat woord “moeten”, maar goed, het was overmacht, zullen we maar zeggen.” De redding kwam toen hij in de jaren ’80 een drummer bezig zeg op MTV. De jonge Thielemans wist wat hij wilde doen. Er werd een drumstel gekocht en Thielemans belandde dan toch op de muziekschool van Overijse. “Daar heb ik een hele goeie slagwerkleraar gehad, een van de beste die ik ooit gekend heb, zeker met kinderen. Vanaf het moment dat je een puber werd en een eigen mening begon te krijgen, had hij het begrijpelijkerwijs wat moeilijker. Zeker met mij, want ik was ook niet gemakkelijk: ik zei niet veel, maar ik deed wel mijn goesting. Ik was (en ben nog steeds) heel koppig.”

Eric Thielemans
Eric Thielemans
Aan de fanfare waarin hij jaren gespeeld heeft, bewaart Thielemans minder goede herinneringen. “Ik ben opgegroeid in Vlaams-Brabant en mijn moeder wilde, om ondermeer dorpspolitieke redenen, dat ik bij de fanfare zou gaan. We hebben daar vaak ruzie over gemaakt, want ik vond het echt vreselijk en echt een verkrachting van mijn gevoeligheid: die uniformen, mensen die zelfs de naam van hun instrument niet goed kunnen uitspreken, het vals spelen...”

Die gevoeligheid zou, in combinatie met goed weten wat hij wil, een leidraad worden in zijn loopbaan en wel van meet af aan. “Ik wist altijd wat ik wou, vanaf ik iets deed. Mijn slagwerkleraar wist dat, vond dat normaal en stimuleerde het zelfs. Hij zocht mee naar waar mijn talent lag en hij merkte op dat ik vooral melodisch sterk was. Best wel grappig eigenlijk, want ik kwam om te drummen, maar leerde uiteindelijk slagwerk, zoals toen gebruikelijk was op een muziekschool.”

Het spelen van muziek was en is voor Thielemans meer dan slaan of blazen. Voor hem telt de relatie die iemand ontwikkelt met zijn instrument. “Dat klinkt misschien logisch, maar ik denk dat mensen dat snel kwijtspelen. Het gaat mij nog steeds om dat intieme beeld, die relatie. Dat blijft voor mij de toetssteen: als ik voel wat ik voelde als tien- of twaalfjarige, dan is het goed. Natuurlijk kwam die vraag vroeger niet bij mij op, toen was het iets heel natuurlijk. Het gebruiken van die balletjes en het complexe, dat is pas later gekomen.”

Tastend blind

Als professioneel muzikant liet Eric Thielemans zich vooral opmerken als drummer van het Ben Sluijs Quartet (met Erik Vermeulen en Piet Verbiest) en Mâäk’s Spirit. In de eerste formatie diende hij zeven jaar, in de tweede niet minder dan negen, maar op een gegeven moment was het op. “Met Ben Sluijs was het verhaal gewoon gedaan. Na zeven jaar samenspelen waren we uitverteld en een nieuwe cyclus zat er niet in. Met Mâäk’s Spirit ging het wat anders. Ik ben van nature loyaal en koppig in die zin dat als ik met mensen samenwerk, dat ik dan niet snel zal lossen, maar bij Maak’s Spirit is dat wel gebeurd. Bij Ben Sluijs ging het echter eerder om een gezamenlijke beslissing.”

Meer dan ooit legde Thielemans zich toe op eigen projecten, waarvan vooral het solostuk ‘A Snare is a Bell’ veel weerklank kreeg, letterlijk en figuurlijk. De akoestische trip die volledig gebouwd is op een twintig minuten durende roffel is niet alleen een auditieve ervaring, maar een echte sensatie die geleidelijk aan alle andere beleving voor de luisteraar onmogelijk maakt. Van uiterst zacht wordt het aangehouden ritme opgepompt tot alles verzengende proporties.

Het is echter opvallend dat Thielemans net bij dit stuk ook een link met zijn verleden ziet, meerbepaald met de fanfare waar hij in zijn jonge jaren zo’n moeilijke relatie mee had. “Het roffelen van ‘A Snare is a Bell’ is voor mij een manier om de situatie met die fanfare te bekrachtigen, om een negatieve ervaring om te buigen naar iets creatief. Dat is een essentieel deel van mijn dramaturgie, mijn intensiteit.”

'A Snare is a Bell' (Ultra Eczema)
'A Snare is a Bell' (Ultra Eczema)
Een opname van ‘A Snare is a Bell’ uit 2007 verscheen op Dennis Tyfus’ label ‘Ultra Eczema’ en is ook terug te horen op een titelloze cd-r uit 2010 waarop Thielemans verschillende solo-opnames samenbracht. Hier is hij ook in de weer met onder andere de rubberen balletjes, het fietswiel en de strijkstok op een grote orkesttrom.

Thielemans kan er best inkomen dat luisteraars het gebruik van deze materialen maar niets vinden, al was het maar omdat hij zelf nog steeds twijfelt of dit wel de juiste weg is. “Eigenlijk ben ik er zelf ook nog niet helemaal uit of dat het nu is. Voor ‘A Snare is a Bell’ twijfel ik niet, maar die balletjes… Kijk, er staan voor mij dingen op die cd-r die de diepgang van ‘A Snare is a Bell’ hebben, maar dan wel voor mij. Ik weet echter nog niet helemaal goed of die ook muzikaal zijn, of ze ook muziek zijn. Ik volg gewoon mijn fascinatie, tastend blind.”

Kwetsbaarheid

Het focussen op eigen werk bevalt hem wel en de kans dat hij terug de jazzwereld induikt is dan ook erg gering. “Ik ervaar hoe bevredigend het is om eigen werk te doen, dus doe ik het gewoon. Ik ben trouwens sowieso niet de man die gebeld wordt voor groepen en bovendien ben ik nu weg uit de jazzwereld. Ik vind die bekrompen, maar dat geldt misschien wel voor elke scene. Hoe dan ook: ik kan drie kwart van waar ik zelf mee bezig ben daar niet kwijt. Weet je, eigenlijk ben ik net zoveel jazzdrummer als dat ik voetballer ben. In die zin dat ik ooit voetbal heb gespeeld en zelfs lang, even lang als ik jazz gedrumd heb. Ik heb trouwens ook minstens even lang klassiek slagwerk gespeeld. Ben ik dan ook een klassieke slagwerker? Het heeft er allemaal mee te maken hoe je op een bepaald moment in de kijker komt, een probleem voor veel muzikanten. Ik begrijp dus wel dat mensen mij als jazzdrummer zien, maar je mag niet vergeten dat ik ten tijde van Ben Sluijs en Mâäk’s Spirit ook al met niet-jazzgebonden dingen als theater en dans bezig was.”

Thielemans wil ook niet vastgepind worden op het gebruik van die “speciale” materialen en technieken. Het inperken van zijn muzikale wereld in het kader van dingen die hij nu toevallig gebruikt, beschouwt hij als een reëel gevaar, omwille van de ongewilde en te enge profilering. Evenmin wil hij het label “experimenteel” opgeplakt krijgen. “Ik vind dat trouwens een heel raar woord, experimenteel. Ik ken zo goed als geen experimentele muzikanten. Ja, Harry Partch en zo, maar ben ik het zelf? Ik zou niet weten in welke zin, maar ik ben wel een vragende, zoekende, nieuwsgierige en instinctmatige muzikant, maar dat zal iedereen van zichzelf wel vinden, zeker? Vragen stellen, daar ben ik wel mee bezig. Wat drijft mij? Wat is mijn denkkader? Dat vind ik interessant. Wat typerend is voor mij is niet moeilijkdoenerij, maar dramaturgie.”

EARR
EARR
“Het consumeren van de meeste muziekliefhebbers, daar kan ik me moeilijk mee bezig houden. Daar staat wat ik doe sowieso haaks op, net omdat ik graag spanningsvelden opzoek. Muziek is per definitie het werken met al dan niet ingeloste verwachtingspatronen, maar er zijn verschillende  niveaus waarop je dat kan doen. Ik denk dat we het in de muziek, met harmonische spanning en zo, het allemaal wel gezien hebben. Idem voor klank. Het lijkt me dat als je vandaag spanning wil genereren, dat je de luisteraars dan best op hun gemak zet en jezelf kwetsbaar opstelt, want dan worden zij geconfronteerd met hun eigen kwetsbaarheid. Net dat gebeurt helaas veel te weinig, want mensen willen nu eenmaal niet verontrust worden.”

Dat bevragen mist Thielemans bij veel muzikanten van vandaag. Te veel zaken worden evident, wat uiteindelijk resulteert in het vanzelfsprekend vinden van andere muzikanten. “Ik vind het net een teken van generositeit om mensen steeds als nieuw te blijven bekijken , maar ik stel vast dat we dat te weinig doen. Wat dan weer niet wil zeggen dat ik daar zelf steeds in slaag. Ik blijf wel meer dan gebruikelijk is vragen stellen en daarmee mogelijkheden creëren voor mezelf en anderen, zeker in samenwerkingen.” Hoewel dat samenwerken met andere voor hem niet steeds evident geweest is. “Ik heb daar veel moeite mee gehad, met andere mensen. De laatste drie jaren heb ik een proces meegemaakt van me in mezelf keren, afstand nemen van mensen, zelfs van vrienden. Ik had er nood aan om patronen te doorbreken.”

Dat heel wat muzikanten net patronen opzoeken, beseft Thielemans maar al te goed, maar verwijten wenst hij zijn collega’s niet te maken. “Je zou zot zijn van het niet te doen als je er geen problemen mee hebt, want door zekerheden op te geven ga je in je eigen vlees snijden.”

Overbescherming

In maart 2011 verscheen op Thielemans’ blog een bericht dat een stevige verontwaardiging verried. Hij had een subsidieaanvraag ingediend voor een reis naar Japan die niet beantwoord werd met een aanvaarding of een afwijzing, maar met de melding dat het hele idee van dat soort tegemoetkomingen bevroren werd. “De Vlaamse administratie is een hel geworden. Mensen zijn er blij om dat het allemaal mooi geregeld is, maar ik heb het gevoel dat er veel dingen versmacht worden. Weet je hoeveel dossiers je moet schrijven om deftig te kunnen werken? Dat wordt bijna een half-time job. Met Mâäk’s Spirit hebben we structurele subsidies gehad, maar minstens de helft van de kosten gingen naar de structuur. Wat zeg ik, meer dan de helft. Er zijn plekken waar ze voor 80% op overheidskosten draaien. ’t Zal wel gaan zeker? Dan beland je als muzikant in situaties waarbij je moet gaan praten met vertegenwoordigers van grote cultuurhuizen, mensen die beschermd zijn door een maandloon en dan maar steeds een nieuwe afspraak willen maken. Ik begin daar wat harder in te worden: “betaal mij voor vergaderingen en anders moet je het maar weten.”

'Solo' (cd-r)
'Solo' (cd-r)
Is het elders dan beter? In landen als Japan en VS kunnen muzikanten en kunstenaars niet rekenen op een dergelijke steun van overheidswegen. Dat louter verheerlijken gaat voor Thielemans te ver, maar hij ziet er ook wel voordelen van. “Dat is  de valstrik van het neoliberale discours, maar er is bij ons wel degelijk een probleem met overbescherming, omdat mensen zich daarin gaan nestelen. Dat is wat rechts zegt, maar ze hebben daar wel degelijk een punt. Dat is trouwens niet gewoon rechts, dat is common sense. Als ik op zoek ben naar een impresario om mijn werk te verkopen, dan wil ik een Duitser, een Nederlander, een Jood of iemand van Angelsaksische komaf. Die hebben het in zich om niet zomaar te gaan hangen. Ik heb de indruk dat al die alternatieve managerfiguren (en er zullen er ook wel goeie bij zijn) dat wel zo snel doen en dat is inherent aan het systeem. Ze hebben immers hun loon en ze halen hun quota.”

En hoe kijkt hij aan tegen de situatie in Nederland, waar op erfgoed en musea na, alle kunsttakken zwaar moeten inleveren? “In Nederland gaat het, voor zover ik weet, meer om een echte afrekening in milieus. Al die grootbakkesdoenerij van links, dat is een Nederlandse context die ik hier in Vlaanderen nog niet zo snel zie komen. Ik denk dat wij iets vriendelijker met elkaar omgaan. Toch vind ik het wat scherper stellen niet per definitie slechter. Als het wat implodeert kan er ruimte komen voor nieuwe initiatieven. Vandaag lijkt iedereen wel kunstenaar te zijn. Tot op zeker hoogte is dat een mooie gedachte, maar het is natuurlijk ook een grote leugen.”

Afbreken om op te bouwen dus, daar gelooft Eric Thielemans in, volgens hem moeten mensen durven een bladzijde om te draaien en ja, hij durft dat ook zeggen tegen andere kunstenaars. “Ik durf dat vooral zeggen op vergaderingen met mensen uit de theaterwereld. Die zijn pas echt met hun gat in de boter zijn gevallen, louter en alleen omdat ze toevallig theater maken en geen muziek. Ik van mijn kant, wil bepaalde zaken doen, maar kan nergens terecht. Er is geen infrastructuur voor mij. Ik moet hopen dat een theater mij een gunst verleent. Kijk, ik zeg niet dat een beleid voeren gemakkelijk is, integendeel, maar het moet wel simpeler worden. Niet zozeer in de betekenis van een gewone administratieve vereenvoudiging, maar het hele systeem moet transparanter worden.”

Ontstaansmythe

Vragen stellen, waarden, samenwerking en onbevangen tegenover elkaar staan, het zijn elementen die geregeld terugkeren in het discours van Thielemans, maar niet alleen in zijn discours. Met het ensemble EARR (Ensemble Artists Repertoire Research, de naam verraadt al de bedoeling) probeert hij zijn ideeën en gevoeligheden in praktijk te brengen. Daarvoor krijgt hij de hulp van onder andere zangeres Claron McFadden, Peter Jacquemyn op bas, Jozef Dumoulin op keyboards, de Franse gitarist Jean-Yves Evrard en de Britse trombonist Hilary Jeffery. Een echte vaste bezetting is er niet, want in functie van het project kunnen er muzikanten bij komen.

in 2011 werkte het ensemble gedurende enkele dagen in het theater Zuidpool wat resulteerde in drie toonmomenten die naast improvisaties ook bestonden uit persoonlijke getuigenissen van de betrokken muzikanten. Het programma kreeg de naam ‘Songbook’ mee en was door Thielemans opgezet als een zoektocht naar de betekenis van het begrip “repertoire”: een woord dat muzikanten dagdagelijks en (te?) vanzelfsprekend in de mond nemen.

Thielemans: “Een ensemble wordt gevormd door de mensen erin, maar ook door de dingen die tussen die mensen ontstaan. Dat wilde ik er uit halen door te werken rond repertoire, want iedereen heeft zijn eigen materiaal opgebouwd. Zo is het idee voor ‘Songbook’ ontstaan: een songbook als een boek, een waaier van mogelijkheden die dat specifiek ensemble kan presenteren. Een ander element was het zelf beginnen nadenken over repertoire. Dat was het geval met ‘A Snare is a Bell’ dat me plots een muzikale ontstaansmythe leek: een klank, boventonen die kleine melodietjes worden en dan een soort polyfonie.”

I can do this for hours

Het was voor EARR expliciet Thielemans’ bedoeling om de vanzelfsprekendheid tegen te gaan, hoewel in het ensemble enkele muzikanten zitten die hij al jaren kent. “Ik wilde een ruimte te creëren om naar elkaar te luisteren en te kijken. Hier heb je inderdaad terug die vanzelfsprekendheid in relaties wanneer je met mensen gaat samenspelen. Je hebt automatismen om te reageren en eigenlijk maak je van mensen vaak objecten, louter om er mee te kunnen werken: een zanger is een zanger, ook al doe die wat rare dingen met zijn stem, het blijft binnen het kader. Je luistert ook op een andere manier wanneer je muziek speelt dan wanneer je dat niet doet en dus wou ik verschillende manieren van luisteren en kijken gebruiken om zo de fascinatie voor elkaar vergroten.”

Hilary Jeffery (rechts)
Hilary Jeffery (rechts)
Dat het meer was dan een intellectueel spelletje dat als opstapje diende naar opnieuw een improvconcert, was voor de deelnemende muzikanten snel duidelijk. In plaats van meteen te spelen, besteedde de groep eerst enkele dagen aan het praten en van gedachten wisselen over wat repertoire voor ieder van hen inhield. Deze manier van werken bleek niet voor iedereen even vanzelfsprekend. Vooral trombonist Hilary Jeffery had het er volgens Thielemans aanvankelijk best lastig mee. “Iedereen deed een uiteenzetting en er werden vragen gesteld, waarop hij aanvankelijk ontwijkend reageerde. Wat ik wel begrijp: Hilary zit de hele dag in zijn eigen wereld en dan ben ik daar plots met mijn gerichte en persoonlijke vragen. Je zit dan snel in intimiteit waar je bij een gewone samenwerking niet aankomt.” De oplossing voor het “probleem” kwam van Jeffery zelf.  “Plots kwam hij af met verschillende speciale speeltechnieken waar hij naar eigen zeggen uren mee bezig kon zijn. Dat was uiteindelijk iets waar zowat ieder van ons bij uit kwam: “I can do this for hours”, iets om in thuis te komen. ‘A Snare is a Bell‘ is voor mij ook zoiets.

Het persoonlijke van de samenwerking straalde tijdens de toonmomenten ook af op het publiek. De soms erg persoonlijke en af en toe zelfs ronduit intieme toelichtingen van de muzikanten, dwongen het publiek mee te gaan en zichzelf vragen te stellen. Toch was het doordachte slechts één mogelijke invalshoek. Afhankelijk van de luisteraar bleken er immers ook andere te zijn. “Iedereen neemt mee wat hij mee wil nemen. De kokkin van Zuidpool pakte niet de vragen mee, maar was enorm geëmotioneerd door al die persoonlijke getuigenissen. Daarnaast heeft ze rare muziek gehoord die ze in een andere situatie niet zomaar had laten binnenkomen. Dat aspect vind ik ook iets heel belangrijk en dat koppelt echt wel terug naar de fanfare, de omarming van het dorp waar ik vandaan kom. Ik zeg altijd dat mijn tante een concert moet kunnen meemaken. De interne keuken, daar moet het publiek zich niet steeds om bekommeren. Die deel ik alleen met de muzikanten.”

Trek je plan

Van EARR verschijnt binnenkort een release bij het Brusselse label Sub Rosa. Het zou Thielemans’ derde genoemd kunnen worden, na ‘A Snare is a Bell’ en zijn solo cd, maar zelf bekijkt hij het anders. ‘Een plaat uitbrengen is nieuw voor mij, want eigenlijk is dit mijn eerste echte release. Mijn solowerk was een cd-r en ‘A Snare is a Bell’ heb ik gewoon gemaakt, Dennis Tyfus heeft het gezien en wilde het uitbrengen. Ik ben daar voor de rest niet mee bezig geweest. Voor alle duidelijkheid: ik ben superblij met de plaat die ik maak met de mensen van Sub Rosa, omdat zij echt aandacht hebben voor de inhoud. Guy Marc Hinant van Sub Rosa is een echte partner, iemand waarin ik mijn eigen ideeën in gemanifesteerd zie.”

Wie de opnames van de te verschijnen plaat hoort, valt snel op hoe mooi de tracks klinken. Dat was volgens Thielemans geen bewuste keuze, maar “het was zeker niet de bedoeling om het niet mooi te maken. Ik vind het zelf een hele rare plaat, zo verdacht simpel. Toen Pepijn Caudron (Kreng, KVM) het album beluisterde, merkte hij op dat de tracks niet in elkaar overliepen. Ze staan naast elkaar zonder uitleg en op die manier is het geheel ook hard: trek er je plan mee.”

Claron McFadden & Eric Thielemans
Claron McFadden & Eric Thielemans
De opnames van EARR zullen verschijnen als één lp van een dubbelalbum. De meeste tracks zijn eerder kort, behalve een bijna 25 minuten durende ensembleversie van ‘A Snare is a Bell’. Door de EARR-stukken te combineren met de eerder verschenen solo-opname van ‘A Snare is a Bell’ tot een dubbelaar ontstaat voor Thielemans een cyclus waarmee het ‘A Snare is a Bell’ idee afgewerkt is. Afgewerkt bekent voor Thielemans echter niet dat de versie voor ensemble (die overigens al in 2008 opgenomen werd) voor hem de definitieve is. Al was het maar omdat definitieve opnames voor hem niet bestaan.

Toch valt op de tweede opname op dat het dynamisch verloop duidelijk anders is dan bij de originele solo-opname. Waar deze laatste in een trek door opbouwt naar een climax, gevolgd door een oorverdovende stilte, is het laatste deel van de bandopname voorzien voor een afbouw. Een bewuste keuze? Alles behalve, volgens Thielemans. “Dat werk laat zich soms zo spelen dat het echt geaborteerd wordt op het hoogtepunt, waarbij de stilte iets echt heel belangrijk wordt. Die stilte moet dan, zeker als je het live speelt, nog eens gedeeld worden met de mensen. Sommigen kunnen zich dan echt niet houden en beginnen te reageren wanneer je ophoudt met spelen. In andere situaties blijft het heel erg hangen en dan kan ik het een minuut laten duren. Dan wordt het echt inclusief. Dat is wat ik in principe doen, maar uiteindelijk hangt het af van de situatie.”

Al even opmerkelijk is de tracklist van het EARR-album. Met versies van Henry Purcells ‘Music for a While’, ‘Ich will hier bei dir stehen’ uit Bachs Matthäus-Passion en ‘Prière’ van Satie dwaalt de groep ver af van de vrije improvisatie. Nochtans is uitgerekend die manier van werken voor zoveel muzikanten de meest vrije. Voor Thielemans is dit duidelijk minder van belang. “Ik vind dat zelf intellectueel niet interessant, die zogenaamde vrijheid van improvisatie. Ik begrijp dat anderen er voor kiezen en zelf kan ik er onder bepaalde omstandigheden ook nog voor opteren, maar eigenlijk interesseert met dat nu niet zo. Ik zie het meer als een praktijk, een schets, een meditatie, een oefening, het “in het moment te zijn”. De hele link met de zelfexpressie van de jaren ‘60, die mag je echter schrappen.”

En hoe ziet hij dan het gebruik van balletjes en het fietswiel tegen deze achtergrond? Is dat ook geen vorm van het bewust anders en dus vrijer doen? “Je kan dat inderdaad terugkoppelen naar die balletjes en dan denken “ja, ja…”,  maar als het echt geïnvesteerd is en niet louter een techniekje, dan is er nog steeds een verschil. Eigenlijk is dat best wel interessant, ook met ‘A Snare is a Bell’ in het achterhoofd. Ik kan moeilijk pretenderen dat ik voor dat stuk een speciale techniek ontwikkeld heb. Roffelen, dat doen ze al lang. Ik zeg ook niet dat het speciale ligt in wat ik er mee doe. Dat zal misschien wel, maar het gaat om overgave en luisteren en eigenlijk kan ik dat iedereen leren: ook de techniek van het luisteren, het volgen van wat er gebeurt. Dat is als leren autorijden. Hoewel, misschien is dat nog moeilijker dan ‘A Snare is a Bell’ spelen. Eigenlijk echt wel.”

Meer over Eric Thielemans (EARR)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.