Hedendaagse concerti en klassiekers naast elkaar zetten, geeft vaak een interessante vergelijking. Door de beperktere geschiedenis van de saxofoon liggen hedendaagse concerti en klassiekers in tijd echter niet zo ver uiteen, wat de confrontatie extra boeiend kan maken. De klassiekers van dienst zijn het 'Concertino da Camera' van Jacques Ibert en het 'Concerto for Saxophone and String Orchestra' van Lars-Erik Larsson. Concerti van twee Japanse componisten gaan de vergelijking aan.

Met zijn sopraansaxconcerto 'Albireo Mode' bewijst Takashi Yoshimatsu al snel dat hij een goed orkestrator is. Met vakkundig ingezette blazers, harp en lichte percussie doet hij moeiteloos een sprookjesachtige wereld ontstaan. Dit geeft de muziek een erg filmische toets die zeker niet origineel is, maar wel kan boeien. Hij weet in de mooie omgeving echter vaak geen blijf met de saxofoon. De saxofoonmelodieën dringen de rest op de achtergrond, niet ongewoon voor een concerto, maar zijn te triviaal om het werk te dragen. Ook als de saxofoon in het tweede deel overgaat naar een iets moderner klankenpallet met wat glissando's en een beetje gegrom, valt de saxofoonpartij te mager uit.

Voor zijn 'Concerto du Vent' zocht Toshiyuka Honda inspiratie in de jazz, zonder er zich echt aan over te geven. Resultaat is een behoorlijk klassiek aandoend concerto waarbij de strijkers zoete Hollywood-harmonieën voorschotelen, de blazerssectie voor krachtiger interventies zorgt en de altsaxofoonpartij vooral qua zinsbouw aan jazz doet denken. Leuk en licht verteerbaar, maar weinig opzienbarend.

Het 'Concertino da Camera' van Ibert start met veel drama, maar de krijsende blazers gaan al snel over in een opwindende roetsjbaan aan saxofoonmelodieën. Saxofonist Nobuya Sugawa fraseert mooi en houdt er perfect de vaart in. Van het rustige tweede deel weet hij de sfeer minder goed te vatten, daarvoor is zijn klank niet zacht en fijn genoeg. Het derde deel, een vrolijke wandeling door wat weilanden, is niet zo opwindend als het eerste deel en mist ook de sterke zinsbouw en melodieën. Lars-Erik Larssons saxofoonconcerto heeft niet het avontuurlijke van dat van Ibert. Het klinkt veel klassieker en zit strakker ineen. Noch de begeleiding, noch de saxofoonpartij verliezen zich echter in clichés en trivialiteiten en zo toont het concerto zich als een behoorlijk matuur werk van een (bij het schrijven van het werk in 1934) nog jong componist.

Door het al te licht uitvallen van de twee hedendaagse werken, komen de twee klassiekers automatisch op een voetstuk staan. Het zijn nochtans geen uitzonderlijke composities, maar het karakter van Iberts concerto en de sterke opbouw van Larssons werk zijn zeker de moeite. Nobuya Sugawa laat de kwaliteitsverschillen tussen de werken niet aan zijn hart komen, die presteert zowel technisch als muzikaal constant op een behoorlijk niveau.

Meer over V/C


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.