De geboorte van de opera wordt gewoonlijk gedateerd in het jaar 1607 met de compositie van Claudio Monteverdi’s ‘L’Orfeo’. Wegbereider Monteverdi was echter zeker niet de belangrijkste operacomponist uit het zeventiende-eeuwse Italië. Zijn opera’s zijn meesterwerken maar veel productiever was bijvoorbeeld Francesco Cavalli (1602-1676), een generatie jongere componist uit Crema in Lombardije. Niet elke van zijn eenenveertig opera’s is bewaard gebleven maar ‘Artemisia’, een opera die Cavalli in 1657 voor een theater in Venetië schreef, is behoorlijk representatief voor de muziek en de conventies van de zeventiende-eeuwse opera.  De plot bouwt zich op rond drie paar geliefden die elkaar na drie aktes van misverstanden en vergissingen toch terugvinden. Er gebeurt aardig wat actie op de scène en dat wil zeggen dat de verwikkelingen van het verhaal, die afwisselend tragisch en komisch zijn, voorrang krijgen op zuiver muzikale nummers.

Zoals dat de gewoonte is in dit soort van opera, weegt de dialoog dus sterk door, in de vorm van lange recitatieven. In dat opzicht is ‘Artemisia’ minder formeel onderverdeeld in een afwisseling van gezongen aria en half gesproken recitatief, zoals dat bij latere opera’s van Vivaldi, Händel of Scarlatti zou gebeuren. Veel mooie melodieën worden kort aangeraakt maar snel weer losgelaten wanneer de dialoog of de actie verder gaat. Op zichzelf staande aria’s, waarop de zangers hun technische kunnen tentoon kunnen spreiden zijn eerder zeldzaam. Voor zo een type werk is een cd-opname niet ideaal want in tegenstelling tot een live-uitvoering of zelfs een DVD-opname, heeft men hier enkel de muziek om naar te luisteren en geen enscenering om de recitatieven boeiend te houden.

De relatief lichte nadruk die op het zuiver muzikale aspect van de opera ligt, kan echter niet verhullen dat Cavalli zijn opera vult met mooie en memorabele melodieën, zodat het soms jammer is dat er weinig duidelijk afgebakende aria’s in ‘Artemisia’ zitten. Poëzie (van een barokke, met allegorieën en verwijzingen naar de klassieke mythologie gevulde soort) staat echter centraal en Cavalli gebruikt een hese resem compositietechnieken en speel- en zangtechnieken om de woorden van de tekst muzikaal te illustreren. In tegenstelling tot Monteverdi’s rijkelijk georkestreerde opera’s, schreef Cavalli voor een klein en gestandaardiseerd ensemble van vier strijkers en continuo, waarover elk theater in Italië redelijkerwijs moest beschikken. Een continuogroep van twee theorbes, luit, lirone, klavecimbel, cello, bas en harp doet veel om de recitatieven op te leuken, voort te drijven of muzikaal te illustreren. Wat ‘alla chitarra’ spel in de theorbe of een vluchtige pizzicatobegeleiding zoals in de aria ‘Se tu vuoi ch’io t’ami’ waarmee de tweede akte afsluit zijn mooie maar korte instrumentale momenten.

De titelrol wordt vertolkt door Francesca Lombardi Mazzulli, een zangeres die haar partij zuiver en erg precies kan neerzetten, zoals dat van uitstekende barokopnames verwacht mag worden. Roberta Mameli zingt de andere hoofdrol, die van Artemia, met een gezonde dosis expressiviteit. Haar rol bevat een van de langere en bijzonder integere aria’s uit de opera, namelijk het langzame ‘Ardo, sospiro, e piango’, een aria waarin Mameli het duidelijk uitstekend kan vinden met de zachte instrumentale begeleiding. Valentina Coladonato zingt de rol van Oranta met alle schwung en bravoure die barokke opera met zich kan meebrengen. Haar fijne, briljante stem werkt goed in een snelle aria als ‘Che saetti ed incateni’ uit de eerste akte, een aria die Cavalli’s zin voor gemakkelijk in het oor liggende melodietjes onderstreept. De cast is tamelijk uitgebreid voor een barokke opera maar ook de kleine rollen zijn smaakvol bezet, niet met brede stemmen maar wel met zangers en zangeressen die in staat zijn Cavalli’s partijen lenig en gracieus uit te voeren. Silvia Frigato, die de rol van Eurillo zingt, klinkt bijvoorbeeld fris en jong op haar korte solopassages.

De mannenrollen zijn minder prominent en enkele van de kleinere personages maken een net iets minder goede indruk. Salvo Vitale bijvoorbeeld, in de rol van Indamoro, lijkt nogal hard te duwen op zijn stem, wat zijn snelle nootjes en versieringen moeizaam doet klinken. Maarten Engeltjes is dan weer ronduit schitterend in zijn vertolking van Meraspe. De zachtaardige, expressieve en muzikale manier waarop hij met zijn flexibele coutertenorstem de liefdesverklaring aan het begin van de derde akte zingt, is misschien wel het hoogtepunt, inhoudelijk en wat uitvoering betreft van de hele opera. Het is echter nog niet Meraspe’s enige grote aria want Cavalli heeft dat personage riant voorzien van ontroerende melodische momenten.

Zeventiende-eeuwse Italiaanse opera is niet echt een genre voor breed publiek. Dat ligt niet aan het gebrek aan goede uitgaven en ook deze huidige opname is er eentje die met smaak en schoonheid uitgevoerd werd. Een cd-opname vervangt in een genre als dit echter niet echt een live-uitvoering, waarbij men de vele recitatieven gemakkelijker kan volgen en de plot scenisch ook boeiend gehouden wordt. Dat gezegd zijnde, wie gewoon van Cavalli’s mooie muziek wil genieten zonder een bezoekje aan een operahuis kan met deze prachtige uitvoering moeilijk beter terecht komen.

Meer over Francesco Cavalli


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.