Bij veel mensen roept de naam "Boudewijn de Groot" spontane associaties op aan nummers als 'Jimmy', 'Het land van Maas en Waal', 'Tante Julia' of 'Verdronken vlinder'. Hits uit de sixties en de vroege jaren zeventig, die zich in het collectieve geheugen hebben genesteld: bij oudere luisteraars is er vaak een zweem jeugdsentiment in het spel, maar jonge generaties voelen zich evenzeer aangesproken door hun tijdloze charme. Toch zou het zonde zijn om De Groots oeuvre – dat over een periode van veertig jaar tot stand is gekomen – te verengen tot een dozijn frivole en lichtvoetige meezingers: de discografie van de Nederlander bevat tientallen minder bekende songs zonder hitpotentieel, maar met grotere muzikale en/of tekstuele kwaliteiten. Het moet wel worden gezegd dat De Groot zélf al jarenlang weinig moeite doet om z'n songcatalogus op avontuurlijke wijze te exploreren: liveconcerten van de man zijn vrij sterk gericht op "crowd pleasing", en leggen steeds weer het accent op een vakkundige – maar soms ook routineuze – reproductie van de "gouwe ouwe" liedjes.

Een voorbeeld van een werkstuk dat zowel door De Groot als door zijn publiek vaak over het hoofd wordt gezien, is de magistrale langspeler 'Waar ik woon en wie ik ben' uit 1975. In de tijd waarin hij uitkwam, werd de lp ietwat gestigmatiseerd als een geforceerde stijlbreuk: het was immers De Groots eerste songcollectie zonder medewerking van compagnon de route Lennaert Nijgh, en bovendien haalde De Groot in enkele teksten zijn geïdealiseerde "brave protestzanger"-imago over de hekel. Een statement, absoluut, maar allesbehalve eentje van het verbitterde type, en zeker niet minder geïnspireerd klinkend dan voorgaande platen. Teksten als 'De verbouwing' (waarin een afbrokkelende relatie op een prachtige manier wordt vergeleken met de afbraak van een huis) of 'Calypso' (een ode aan multiculturaliteit, en een aanklacht van de kerktorenmentaliteit) behoren tot de beste die ooit in het Nederlandse taalgebied tot stand zijn gekomen, en ook de muzikale omkadering van de lp staat nog steeds – dertig jaar na datum – stevig overeind. En het is met deze omkadering dat Ernst Jansz in het verhaal verschijnt: hij nam toentertijd immers de pianopartijen voor zijn rekening. Na successen in de jaren tachtig/negentig als frontman van Doe Maar en als producer van Bram Vermeulen, is Jansz nog regelmatig in het vaarwater van De Groot gekomen: tijdens recente jaren als lid van diens liveband, en in 2004 als producer van 'Het eiland in de verte', De Groots (tot dusver) laatste cd. Het is dan ook niet zo vreemd dat Jansz' nieuwste soloalbum, het zopas verschenen 'Molenbeekstraat', op verschillende vlakken reminiscenties oproept aan De Groot: beiden delen immers eenzelfde muzieksmaak en taalfijngevoeligheid. Er zijn zelfs nog meer parallellen, aangezien zowel Jansz' als De Groots kinderjaren werden doorspekt met het naoorlogse Nederlandse koloniale trauma: De Groot is in 1944 geboren in een Japans gevangenenkamp op Nederlands-Indië, en ook Jansz' vader was een tijdlang in zo'n kamp opgesloten, vóór hij besloot om naar de Amsterdam te verhuizen. Daar zag Ernst in '48 het levenslicht, en woonde hij een twintigtal jaren in de... Molenbeekstraat.

Zo is het hoofdthema van Jansz' cd meteen uit de doeken gedaan: 'Molenbeekstraat' gaat over de lang vervlogen jeugdtijd, en staat – tot de verbleekte zwartwitfoto's van het tekstboekje toe – bol van herinneringen aan zoete zorgeloosheid en romantisch hartzeer. Anders dan je zou verwachten, is de piano op dit album géén factor van belang. Met uitzondering van de cabaretachtige en bluesy pianotrack 'De straat van de zoete verwachting', steunen alle songs op twee à drietal in elkaar vervlochten akoestische gitaren, sober begeleid door een zachtje spelende ritmesectie van drums en akoestische bas. Perfect uitgebalanceerde arrangementen – soms neigt het naar folk, dan weer naar countryrock – geven de nodige ademruimte aan Jansz' warme stem (zacht, met een tikkeltje ruigheid à la Bram Vermeulen). De liedteksten hebben niet de poëtische kracht als die van Neigh of De Groot, maar Jansz toch kan zeer trefzeker – zonder franjes of kunstmatig klinkende passages – universeel herkenbare emoties in woorden vatten. "Een meeuw boven het water, een boot over de plas / Ik huil mij een rivier, want jij bent niet meer hier / Het wordt nooit meer als het was": in geschreven vorm lijkt deze passage uit 'De tijd van appelbomen' (prachttitel!) wat sullig, maar in combinatie met de reggae-gitaaronderbouw klinkt het onweerstaanbaar. "Zij trouwden en de oorlog kwam, met onderdrukking en geweld / En wie de vrijheid ernstig nam, werd ongewild een held" is een andere sterke zinsnede: in 'De ballade van Nina bobo' brengt Jansz een eerbetoon aan zijn ouders en aan de Indonesische krontjong-muziek, in het gezelschap van een melancholisch zingend Indonesisch vrouwenkoor.

Het spreekt voor zich dat niet alle veertien songs op 'Molenbeekstraat' evenveel tot de verbeelding spreken: 'Huiswaarts', een vertaling van Dylans 'Tomorrow's Such a Long Time', valt bijvoorbeeld uit de toon, aangezien de overdreven pathetische woorden niet uit Jansz' hart lijken te komen – een "probleem" waarmee Dylans origineel overigens ook mee heeft te kampen. Desondanks is deze songcollectie heerlijk vrij van opvulwerk of slappe momenten: Jansz' liedjes klinken spontaan en eenvoudig, maar zijn nooit simplistisch of kinderlijk, en boeten zelfs na vele luisterbeurten niets van hun frisheid in. 'Molenbeekstraat' is zonder twijfel een van de fijnste staaltjes "moderne kleinkunst" uit de laatste jaren.

Meer over Ernst Jansz


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.