In mei 2004 verloor de jazz één van haar bekendste legendes, Elvin Jones. Tot aan zijn dood speelde de ex-drummer van het John Coltrane kwartet met zijn unieke stijl over heel de wereld de pannen van het dak. Eén van de mensen die hem daarbij in de laatste jaren van zijn leven mocht begeleiden, is bassist Gerald Cannon. Afkomstig uit het Amerikaanse Wisconsin, trok hij op zijn 28ste richting New York om er eerst zijn brood in de New Yorkse metro te verdienen en om nadien 'op te klimmen' tot hotelbassist. De Amerikaanse droom komt in vervulling wanneer hij opgemerkt wordt door trompettist Roy Hargrove, die hem vraagt zijn band te vervoegen. Na 7 succesvolle jaren verlaat Cannon de band van Hargrove en vervoegt de Elvin Jones "Jazzmachine". Op dit eerste titelloze solo-album, opgenomen met Sherman Irby, saxofonist bij het kwintet van Roy Hargrove, met Rick Germanson op piano en Montez Coleman op drums klinkt de diepe, warme bas van Gerald Cannon voor het eerst als bandleider. Goed voor 11 sterke nummers, waarvan 5 van eigen hand.
Gerald Cannon speelt in een klassieke jazzstijl: mooie, open composities waarin alle muzikanten stuk voor stuk als knappe solisten tot hun recht komen. De opener en eerste eigen compositie van Cannon bouwt zo bijvoorbeeld in het thema eerst een spanning op door een subtiel interpretatieverschil tussen piano en sax, om deze meteen op te lossen in een mooie harmonie. Het stuk wordt dan verder gezet met Sherman Irby en Rick Germansen op de voorgrond tegen een basis van een wandelende bas en strakke drum, exemplarisch voor de klassieke jazz die fijntjes het hele album doorspekt. Dat er muzikaal lang en hard gespaard en gekauwd is op de composities is te horen aan de variatie aan stukken die terug te vinden zijn op 'Gerald Cannon'. Neem het schitterende 'The Pookie Duke', dat opent met een 'Pink Panther'-achtige baslijn die schreeuwt om met de vingers mee te knippen. Rechttoe-rechtaan stukken worden verder afgewisseld met mooie ballades, zoals het sterke 'Elements', eveneens eigen werk van Cannon. Een frisse maar zachte melodie trekt aan de mouwen van het slechte humeur en eist plaats op voor lentefrisse frivoliteit. Een meer typische, ingetogen jazzbalade is 'My One and Only Love'. Zachte brushes begeleiden Gerald Cannon, die op bas zelf het leeuwendeel van het nummer solo vertolkt en waarin Rick Germanson slechts af en toe de lijntjes mag bijkleuren. De solo's zijn stuk voor stuk creatieve en plezierige improvisaties: zuiver en krachtig en foutloos, maar ook zonder grote risico's – helemaal in de stijl van het album.
Samengevat is dit een album dat tussen de rekken bekende grote jazzlegendes misschien niet meteen in het oog zal springen, maar toch kwaliteitsvolle muziek oplevert met degelijke muzikanten en plezierige composities – zonder meer. Gerald Cannon is echter een naam waarvan in de toekomst ongetwijfeld nog gehoord zal worden als sideman, als producer of als bandleider. Hopelijk krijgt dit album dan ook de aandacht die het verdient.

Meer over Gerald Cannon


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.