Muziek uit Israël bereikt slechts zelden onze contreien. De verklaring daarvoor moet niet zozeer worden gezocht bij een eventuele desinteresse van de West-Europese luisteraars – hoewel sommigen een boycot van Israëlische cd's ongetwijfeld zullen beschouwen als een daad van politieke correctheid –, maar eerder bij het culturele isolement van het kleine land met zeven miljoen inwoners. Gevoelsmatig mag Israël zichzelf graag tot de Europese cultuurkring rekenen, maar op geografisch vlak is het afgesneden van veel Westerse afzetmarkten voor artistieke productie, zoals culturele centra of platenfirma's. Als geluidjes uit Israël een enkele keer tóch internationale weerklank vinden, dan is het via bodemplatte evenementen genre Eurovisiesongfestival – denk maar Dana Internationals eindzege in 1998.

Drie jonge muzikanten, die zich samen Goldoolins noemen (de groepsnaam is een samenraapsel van de achternamen van de leden), hebben de gloeiende ambitie om te bewijzen dat het ook anders kan. Het trio vertoeft in het muzikale idioom van de poppy folk, en wil met in eigen beheer uitgebrachte albums – 'Songs of the Turly Crio' is het tweede in rij – ook een niet-Israëlisch publiek charmeren. De huiselijk opgenomen cd lijkt bij een oppervlakkige eerste beluistering vrij goed in dat opzet te slagen: met vrolijk rinkelende majeurklanken van akoestische gitaar (fijntjes ondersteund door elektrische bas, plus af en toe wat streepjes mondharmonica, piano en percussie) werkt Goldoolins aanstekelijk op het gemoed. De melodieën stralen een naïeve opgewektheid uit, waardoor je meteen beseft dat de groep zichzelf niet overdreven au sérieux neemt, en al zeker geen aanstellerige 'coolheid' nastreeft. De algemene sfeer doet denken aan de countrydoorregen folkrock van de Texaanse songwriter Townes Van Zandt (maar dan minder bluesy), of aan het vroege folkwerk van Bob Dylan – de Dylan die nog grossierde in enigszins karakterloze en tegenwoordig sterk gedateerde talking blues-liedjes.

En daarmee is meteen het pijnpunt van 'Songs of the Turly Crio' aan de oppervlakte gebracht: net zoals veel prille songs van de jonge Dylan vandaag hooguit een drie- à viertal keren écht beluisterenswaardig zijn, zo gaat ook Goldoolins na meerdere afspeelbeurten behoorlijk vervelend klinken. Plots beginnen de naïeve melodielijnen om te slaan in kinderachtige, flauwe riedeltjes (compleet met "diddle-dee-diddle-dee"-refreinen, zoals op 'The Man He Killed') en dito teksten (die op de would-be deltabluestrack 'Country Traveler' zelfs met een "swampy" Amerikaans nepaccent worden gezongen). Met de zangpartijen is overigens nog wel meer loos. De twee mannenstemmen zijn allesbehalve om over naar huis te schrijven (de vals gebrachte Hebreeuwstalige song 'Sheva Shanim' is een dieptepunt), en bovendien lijken de nummers te zijn ingezongen alsof men de omwonenden niet wou storen met overslaande decibels: nooit durven de drie hun volle stemgeluid te benutten, hetgeen ze onsuccesvol compenseren door te dicht tegen de microfoon te zingen. Het verergert nog wanneer zangeres Tadlik N. Doolin zich bezondigt aan een dubbel opgenomen stempassage (in 'Bed of Wood'): doubletracking is iets waar je je beter niét aan kan wagen als je geen professionele producer en geluidsmixer ter beschikking hebt. Voeg hierbij nog enkele zweempjes onomfloerste onoriginaliteit (de eerste maten van 'Find Her' zijn zó weggelopen uit Cat Stevens' 'Father and Son'), en de eindbalans kan enkel negatief zijn. 'Dusty', de voorlaatste track, is de enige die enigszins kan overtuigen – er zit een leuk dissonant addertje in het melodiegras – maar dat kan onmogelijk volstaan om de hele cd van de overbodigheid te redden.

In promofoldertjes en op z'n website prijst Goldoolins zich aan met enkele persstemmen, waaronder één van een BBC-radioman die de band kenschetst als "a very pleasant and highly talented folk trio from Israel". Dat klinkt op het eerste zicht goed (zeker omdat het oordeel wordt verbonden met de uitstraling van auntie Beeb), maar eigenlijk is deze omschrijving een typisch voorbeeld van de koudwatervrees bij recensenten om aan opbouwende kritiek te doen. "Pleasant" – in de betekenis van "aardig" en "sympathiek" – is Goldoolins ongetwijfeld, maar welk muziekgroepje – waar ook ter wereld, ongeacht het niveau – is dat niét? Als je het internationaal wil maken, moet je véél meer in je mars hebben. Er is niets oneerbaars aan sympathieke muziek brengen voor de eigen lokale gemeenschap – overal is er nood aan leuke bandjes – maar groepen als Goldoolins mogen niet verwachten dat er in het buitenland iemand van hun muziek wakker zal liggen.

Meer over Goldoolins


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.