De laatste albums van de Mahlercyclus van het San Francisco Symphony Orchestra en haar vaste dirigent sedert 1995, Michael Tilson Thomas, verdronken het voorbije jaar een beetje in de grote aandacht voor de componist vanwege de "verjaardag" van zijn honderdste sterfdatum. Nochtans was hun gezamenlijker serie beloftevol van start gegaan, met meermaals bekroonde opnames van de zesde, zevende en achtste symfonie. Hierbij viel echter op dat het vooral de Amerikaanse vakpers was die de opnames de hemel inprees, terwijl Europa van nature meer de neiging had zich te blijven hechten aan de interpretaties met orkesten als de Wiener en de Berliner Philharmoniker. Ook het Amsterdamse Concertgebouworkest en het London Symphony Orchestra brachten overigens Mahler uit op cd en een paar orkesten uit de subtop, zoals de Bamberger Symphoniker, het Budapest Festival Orchestra en het Orchestra dell' Accademia Nazionale di Santa Cecilia, droegen eveneens hun steentje bij aan de festiviteiten. Resultante was dat de integrale van Tilson Thomas naar de achtergrond verdween, hoewel de dirigent met een magnifieke interpretatie van de 'Tragische' in Bozar vorig jaar bewees dat hij en zijn orkest wel degelijk iets te betekenen hebben in dit repertoire.

Zoals meerdere grote orkesten houdt het San Francisco Symphony Orchestra er een eigen label op na, onder de hoede van het iets grotere Avie. Daardoor zouden opnames soms van mindere geluidstechnische kwaliteit kunnen zijn, maar dat is hier niet het geval. Orkest en dirigent trokken dan ook meer dan een dag uit voor de registratie, waardoor schoonheidsfoutjes volledig uit de opname konden worden geweerd. Toch lijkt het erop dat deze eerste symfonie moeilijk zal kunnen concurreren met de briljante tegenstand. Dit orkest heeft immers een vrij inert strijkersbataljon, dat qua warmte in het geheel wat moet onderdoen voor dat van de voornoemde Europese toporkesten. Vooral het koper en het hout moet hier de meubelen redden, wat trombones, trompetten en zeker hoorns geweldig doen. De finale, maar ook de doortastende hoornpartij in het eerste deel, klonk zelden zo overweldigend. Op het einde wordt de rest van het orkest letterlijk naar huis gespeeld (of geblazen) door de verschroeiende zes hoornisten van het orkest. De houtblazers kunnen helaas niet even sterk overtuigen. Ze spelen helder, in duidelijk groepsverband en foutloos, maar bijvoorbeeld in het anders zeer humoreske tweede deel komen ze eerder slap voor de dag. Ook het strijkersregiment is hier weinig verbeten, waardoor dit "krachtig bewegend" deel wat te vermoeid klinkt. Daar stelt Tilson Thomas gelukkig een enorme transparantie tegenover: hij heeft dit werk op elk moment volledig onder controle en blijft zijn orkest stuwen, ondanks het feit dat haar motoriek soms niet helemaal meegeeft. Ook het macabere derde deel krijgt overigens te maken met een paar inperfecties: de dirigent durft hier een redelijk traag tempo aan, maar de musici kunnen de spanning er niet helemaal inhouden. Alweer hebben de Amerikanen de neiging het morbide, sarcastische element te braaf op te voeren, hoewel Europese dirigenten aan de andere kant al eens durven overdrijven.

De eerste symfonie van Mahler is hoe dan ook een oefening in evenwicht. Tilson Thomas stelt esthetiek voorop in wat volgens hem een sterk wereldbeschouwelijke symfonie is. Daar valt voor te pleiten, maar de veelvuldige klezmer-invloeden, voor de Europeaan natuurlijk onmiskenbaar, pakt hij niet met genoeg gretigheid aan. Moet deze eerste Mahler daarom meteen naar een of ander duister archief verhuizen? In geen geval: er bestaan nog veel minder energetische versies, en bovendien heeft Tilson Thomas de troef in handen om van de symfonie een parelend feest te maken. Zo klonk de wals uit het derde deel zelden zo strelend voor het oor. Deze opname is dus nog steeds een groot genoegen, maar de mankementen zijn te markant om van een superieure interpretatie te kunnen spreken.

Meer over Gustav Mahler


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.