Net als op zijn vorige CD 'Jump The Circle, Jump The Line' werkt de Amerikaanse bariton Thomas Buckner ook nu weer binnen een duo context. Ditmaal is zijn 'tegenspeler' de percussionist Jerome Cooper. Deze kan met referenties als The Art Ensemble Of Chicago, Andrew Hill, Anthony Braxton en Cecil Taylor een duidelijk indrukwekkender CV voorleggen dan Bucker. Dit vertaalt zich echter niet in een muzikaal onevenwichtige heerschappij. Soms zelfs in tegendeel: meer dan eens neemt Buckner de leiding en is hij richtinggevend voor de live opgenomen improvisaties. Als stemkunstenaar is en blijft hij bovenal een zanger: woordloos intoneren met een vaak open en klassiek gerichte stem is bij hem belangrijker dan het zoeken naar effecten. Technisch beheerst, wordt zijn stem zo een expressief instrument met een veelheid aan variatiemogelijkheden. Zoals bij het didgeridoo-effect van lange, zweverige klanken, waarbij microscopisch kleine intervallen gecombineerd worden met in elkaar vloeiende vocalen die uitlopen op lage reutels. Naast snelle, hikkerige passages of nasale, Arabisch aandoende melodieën. Cooper van zijn kant vult het geluid van diverse trommen en cimbalen aan met de melodische mogelijkheden van keyboards en een marimba-achtige Afrikaanse balofoon. Hoewel hij meestal metrisch vrij improviseert, duiken er toch referenties op naar marsritmes, swing en Afrikaanse rituelen. De aantrekkelijke muzikale afwisseling bij dit eclectisch duo maakt de improvisaties ook te volgen voor niet-ingewijden. Temeer daar er vaak sprake is van een duidelijke structuur en onderlinge communicatie. Vaak keren muzikale ideeën of sferen terug, waarbij Cooper en Buckner geregeld materiaal van elkaar overnemen. In 'Evocation' gebeurt dit nog net iets te weinig: Buckner schittert hier vooral als stemkunstenaar, terwijl Cooper zich hoofdzakelijk beperkt tot volgen. Vanaf 'Journey ' is het echter raak: het jankerig hoge stemgeluid van Buckner en het atonale pianogewriemel van Cooper realiseren hier samen een hoogst oncomfortabele sfeer. Alsof de luisteraar door een dikke mist dwaalt, die geleidelijk aan de resultaten van een macaber ritueel prijsgeeft. De dodenmars waarmee 'Return' begint – een marsritme op een lage synthesizerdrone en een zwevende stem – sluit hier akelig goed bij aan. Wanneer Cooper overschakelt op een swingritme explodeert het geheel echter en wordt de luisteraar heen en weer geslingerd tussen twee kort op elkanders huid zittende improvisatoren. Alle macabere gedachten vallen weg in het ludieke 'All Out'. Een miauwende, reutelende, hikkende of Arabisch zingende Buckner wordt hoogst amusant gecounterd door Cooper: verrassend 'goedkope' beats, een dito baslijn en dissonante pianoakkoorden. Dat het eindresultaat niet goedkoop klinkt zegt veel over de muzikaliteit van beide heren.

Meer over Jerome Cooper, Thomas Buckner


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.