Over de orkestwerken van een jonge Johann Wilhelm Wilms (1772-1847) schreef de toonaangevende Leipziger Allgemeinen musikalischen Zeitung in diens tijd in enthousiaste bewoordingen. Toch is Wilms' muziek een dikke honderdvijftig jaar na zijn overlijden grotendeels onbekend gebleven en Robert Schumann schreef vele jaren later het volgende over Wilms' muziek: "Unter andern Umständen, bei einer anderen Richtung und Bildung seines Geschmackes würde sich sein angeborenes Talent gewiss zu etwas weit Grosserem gehoben haben", een tragische beoordeling van een begaafde componist zijn kans op naam en roem gemist had. Wilms stamde af uit het Bergisches Land, dicht bij Keulen maar maakte carrière in Amsterdam, waar hij tegelijkertijd werkte als orkestfluitist, concertpianist, organist en harmonieleraar. Dat liet weinig tijd over voor componeren en Wilms' nochtans knappe muziek werd na zijn dood in 1847 dan ook vrij snel vergeten.

Gelukkig beginnen meer orkesten en dirigenten deze onderschatte componist opnieuw te waarderen sinds Concerto Köln in 2004 zijn tweede laatste symfonieën op cd uitbracht (Deutsche Grammophon 474 508-2). De Duitse NDR Radiophilharmonie nam Wilms' eerste en vierde symfonie op en dat brengt een componist van charmante en knap geschreven muziek aan het licht.

De eerste symfonie, opus 9 is erg bewust geënt op het voorbeeld van Beethovens eerste, waarmee het trouwens de toonaard van C majeur deelt. Het is een elegant werkje, verre van banaal en met een frisheid en melodische inventiviteit die Mozart niet misstaan zouden hebben. Het is knap om te horen hoe goed Wilms voor strijkers schrijft, hoe hecht en doeltreffend zijn groep strijkers functioneert en hoe knap verschillende melodielijnen door elkaar lopen.

Wilms' ouverture in D is een concertouverture (dus niet eentje die een specifiek toneelstuk of specifieke opera moet inleiden) die vermoedelijk uit 1829 dateert. De transparante wereld van de eerste symfonie moet een stapje opzij doen en wordt vervangen door een meer romantisch idioom, zeker in de langzame inleiding waar drie trombones de ouverture een zekere ernst en waardigheid verlenen.

Een vierde symfonie schreef Wilms in 1807 en toont hoe nauwgezet Wilms muzikale ontwikkelingen in de wereld bleef volgen. De dramatische kracht van c mineur geeft de hoekdelen een tragische kleur mee maar erg mooi is ook weer het langzame deel, een vriendelijk 'andante' met knappe passages voor solistisch strijkkwartetspel. Het menuet neigt al meer naar een snel Beethoveniaans scherzo maar Howard Griffith kiest voor een eerder afgeronde aanpak in plaats van eentje die de scherpe kanten van deze muziek in de verf zet.

De uitvoering, door de NDR Radiophilharmonie en haar dirigent Howard Griffiths is er eentje die met veel zorg en liefde voor de muziek gemaakt is: Wilms mocht geen hemelbestormer zijn zoals Beethoven maar hij bleef vindingrijke en aantrekkelijke muziek schrijven en met die positieve ingesteldheid werd ook deze opname gemaakt. Dat vertaalt zich in enthousiaste tempi, strijkers die verzorgd fraseren en spitse blazers die gedrild als een blok samen kunnen spelen. Wanneer men weet dat Wilms in Amsterdam (zeker in zijn eerste jaren in de Nederlandse hoofdstad) zijn brood als fluitist bij verscheidene orkesten verdiende, dan kan het niet als een verrassing komen dat zijn werken ook voor blazers erg goed georkestreerd zijn en elk blaasinstrument een waardevolle partij te spelen krijgt. Droge pauken en korte, scherpe koperblazers getuigen van een gezonde invloed uit de authentieke uitvoeringspraxis, iets wat veel doet om een gezonde 'schwung' in deze muziek te houden.

Wie zich aangenaam wil laten verrassen door totaal ongekende maar boeiende vroeg-romantische muziek zal niet teleurgesteld zijn met deze twee symfonieën en ouverture van Johann Wilhelm Wilms, die van de NDR Radiophilharmonie een mooi verzorgde, stijlvolle uitvoering meekrijgen.

Meer over Johann Wilhelm Wilms


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.