Weinig componisten kunnen beter de weemoed verklanken dan de Engelse componist John Dowland. Zijn lute song ‘Flow my Tears’ is daar een van de mooiste voorbeelden van en diezelfde melodie ligt ook aan de basis van een reeks van zeven pavanes die ruwweg de helft van de bundel ‘Lachrimae or Seven Teares’ (en van deze cd) uitmaken.

Zeven maal wordt de melodie gespeeld, omspeeld of als basis gebruikt, waarbij de emotionele teneur nooit verlaten wordt. In tegenstelling tot de latere variatiereeksen van klassieke of barokcomponisten is Dowland niet op zoek naar het maximaal uitpuren van het materiaal, al moet de originele melodie er wel snel aan geloven. Is die in het openingsstuk ‘Lachrimae Antiquae’ nog duidelijk te horen, in het daaropvolgende ‘Lachrimae Antiquae Novae’ wordt het thema van het twee deel al meteen losgelaten.

Op andere plaatsen gaat Dowland de muziek dan weer meer omspelen, de originele melodie (of een deel ervan) spiegelen of ritmisch verdichten of werkt hij met imitaties of eigen en nieuw materiaal. Tot het op de spits drijven van de emoties laat hij het niet komen. Zware harmonische verschuivingen komen zelden voor, maar toch verandert de muziek én blijft die emotioneel op de luisteraar inwerken.

Dit laatste is ook de verdienste van het Hathor Consort van Romina Lischka, dat de brede melodische bogen van Dowland maximaal laat uitkomen. Zonder ook maar ergens te verslappen, overspant het samenspel van de gamba’s het vaak meer dan een halve minuut uit elkaar liggende begin- en eindpunt van een melodische frase. Daarbij worden die geholpen door de stuwing van Dowlands nochtans eerder trage muziek, die begiftigd met een inwendig ritmisch mechaniekje soepel blijft ronddraaien. Dat wordt dan weer prima onderhouden door het goed geoliede samenspel van het Hathor Consort en het homogene geluid dat het ensemble genereert. Zo hoeft de groep niet op zoek te gaan naar grote dramatische effecten, maar kan die de muziek haar werk laten doen.

Diezelfde kwaliteiten laten de musici ook horen in het tweede deel van de bundel, die gevuld wordt met kortere dansen, overwegend snellere gaillardes (galiards) waarin de ritmische drive gemakkelijker naar voor komt dan in de tragere pavannes. Dit is vooral goed hoorbaar in ‘The Earle of Essex Galiard’ waarin breeknoten de melodie, ook bekend van Dowlands song ‘Can She Excuse my Wrongs’, echt doen swingen. Net als bij de pavanes slagen Dowland en het Hathor Consort er ook hier in om een waaier aan muzikale mogelijkheden open te trekken, waardoor de variatie gegarandeerd wordt: het echoachtig spelen met de dynamiek, het plots spelen in kleinere bezetting of een meer uitgesproken polyfone aanpak, maar steeds zonder dat het muzikale louter effect wordt.

Sneller en eenvoudiger dan de gaillardes klinken de twee allemandes (almand), terwijl  in ‘Sir Henry Umptons Funerall’, helemaal in de lijn van de titel, voor een uitgesproken traag tempo gekozen wordt. Op meer dan één moment klinkt dit stuk als een voorafspiegeling van het slotkoor van Purcells ‘Dido and Aeneas’. Wat alles zegt over de emotionele lading van Dowlands composities, waarbij doorgaans slechts weinigen onbewogen blijven. En daar is deze cd gelukkig geen uitzondering op.

Meer over John Dowland


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.