Bohemen was de bakermat van heel wat componisten, van Dvorak, Janacek, Martinu of zelfs Mahler tot mindere goden als Josef Suk (1874-1935), wiens faam nu vooral rust op het feit dat hij Dvoraks schoonzoon was maar die zelf ook een erg gewaardeerd componist was. De tweede symfonie uit 1906, die de bijnaam 'Asrael' meekreeg, naar de naam van de engel des doods in de drie grote monotheïstische religies, volgde op de dood van zowel Suks schoonvader Dvorak in 1904 en Suks vrouw Otilie veertien maanden later.

Duister is wel het juiste word voor deze muziek: in het cd-boekje wordt meermaals de vergelijking gemaakt met delen uit Mahlers zevende symfonie, die rond dezelfde tijd gecomponeerd werd en in 1908 in Praag in première ging. Maar van het sarcastische, het hoopvolle of het volkse dat Mahlers muziek in zich meedraagt, is in Suks tweede symfonie weinig te bespeuren. Dit is vaak simpelweg treurmuziek, zwaarwichtig en rouwend maar ontroerend en vaak opvallend modern wat opbouw en taalgebruik betreft. Bij zulke muziek zou men gemakkelijk een overwicht aan koperblazers en een even zwaarwichtige orkestratie kunnen verwachten maar het tegendeel blijkt waar te zijn: deze muziek is met veel gevoel voor transparantie georkestreerd, intieme begrafenismuziek als het ware. Net als op vorige cd's bij het label Fuga Libera vallen de strijkers van het Nationaal orkest van België op door hun lichte, transparante klank, die warm maar slank en nergens verstikkend klinkt. Het langzame tweede deel is bijvoorbeeld geen monumentaal Bruckneriaans 'adagio' maar net een vlotter intermezzo dat de strijkers van het orkest met veel discretie uitvoeren. Suk bezit een voorliefde voor laatromantische harmonieën en eindeloze melodielijnen maar breedsprakerig wordt dirigent Walter Wellers interpretatie nooit. Bovendien houden dezelfde typisch Boheemse elementen die ook Dvoraks muziek zo aantrekkelijk maken (zij het dan in wat meer gecamoufleerde vorm) langzame passages beweeglijk genoeg. Weller kleurt deze muziek op een gracieuze 'Weense' manier in, zoals in het lieflijke vierde deel, met zijn knappe vioolsolo. Het slot van de symfonie is een hemelse koraal, een soort van aanvaarding van de dood zoals die bij Mahler ook vaak terugkomt. En de blazers van het Nationaal Orkest brengen een ingetogen, egale en mooi uitgebalanceerde uitvoering van dit berustende einde. De demonisch schrille houtblazers in de snelle passages van het laatste deel zouden echter net zo goed in een expressionistisch werk van na de Eerste Wereldoorlog kunnen thuishoren, wat goed illustreert dat Suk geen inspiratieloze romanticus was maar iemand die in zijn muziek sterk hedendaagse ontwikkelingen opvolgde.

Om de cd af te sluiten nam het Nationaal orkest van België Suks symfonische gedicht 'De Legende van de Dode Overwinnaars' op. Het hoort thuis in een heel rijtje van nationalistische composities die Tsjechische componisten (Martinu en Janacek bijvoorbeeld ook) na afloop van de Eerste Wereldoorlog schreven, toen Tsjecho-Slowakije een onafhankelijk land werd. De 'Legende van de Dode Overwinnaars' met zijn militaire boventonen sloeg zodanig aan dat de Tsjechische regering in ballingschap het koos als generiek voor de radioberichten die ze in de Tweede Wereldoorlog vanuit Londen verzond.

Dat deze ontegenzeggelijk vooruitstrevende twintigste-eeuwse muziek al in 1905-1906 gecomponeerd werd, plaatst Josef Suk zonder twijfel in een rijtje modernistische componisten waartoe even gemakkelijk Richard Strauss, Gustav Mahler of Leos Janacek kunnen gerekend worden. 'Asrael', de tweede symfonie is een zwaarmoedig maar bijzonder origineel werk, zeker geen zorgeloze beluistering maar wel een symfonie die een weinig gekende muzikale rijkdom aan het licht brengt.

Meer over Josef Suk


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.