Van complexen of dogma’s hebben ze geen last, die heren van het trio Jukwaa. Op hun in eigen beheer verschenen titelloze cd klinken de composities als improvisaties en omgekeerd, iets wat doorgaans een goed teken is en dat is hier niet anders.

De verwarring tussen deze schijnbare conceptuele tegenpolen is niet in de laatste plaats te danken aan pianist Thijs. Die is in de vrije improvisaties niet te beroerd om thematisch te denken, wat de muziek een stevige cohesie geeft, hoewel zijn collega’s, Nils Vermeulen op bas en drummer Bert Minnaert, hem niet zomaar laten doen. Willekeur is aan Troch duidelijk niet besteed, of hij nu in de duistere diepte van de linker kant van de piano duikt of vrij meandert in twee lagen. Vaak dwaalt hij met sprekend gemak af van de tonale paden, zonder dat een track als ‘Perron’ daarbij haar nachtelijke slentersfeer bij verliest.

Zowel die specifieke sfeer als het niet vast te pinnen spel van Troch varen goed bij het wollige, dikke en wat lo-fi achtige geluid waarin de cd opgenomen werd. In combinatie met de niet optimale piano, zorgt dit voor een vintage rammelrandje waardoor het rafelige van de muziek nog beter tot uiting komt.

Dat daarbij vooral het lage register wat vettiger naar voor gebracht wordt, is niet alleen goed voor Troch, maar ook voor Vermeulen. Die plukt op zich al stevig aan de snaren, maar kan door de specifieke opname nog beter zijn autoritair zingende klank laten horen. Ritmisch, noch melodisch dwaalt hij ver af, maar onder het harmonische vlechtwerk van Troch, zorgt hij wel voor een stevige onderlaag.

Het zou voor drummer Bert Minnaert in deze context dan ook erg dankbaar geweest zijn om stevig door te meppen, maar dat doet hij niet. In plaats daarvan kiest hij voor het fijnere werk met een belangrijke plaats voor kleur en textuur. Deze kwaliteiten komen maximaal tot uiting in zijn solostuk ‘Burroughs’. Hij zet in met het ondertussen wel wat versleten effect van piepende cimbalen, maar gebruikt dat geluid zo spaarzaam, dat de luisteraar gedwongen wordt met een grote concentratie te luisteren. Met weinig middelen en al (relatief) even weinig geluiden weet hij vervolgens een minutenlange spanningsboog op te bouwen die menige sologeile drummer razend jaloers moet maken.

Jukwaa als band bereikt bijna een even grote concentratie in ‘Neolithicum’ met veel ruimte in het contrapuntisch geluid dat in kleine golven aanspoelt. ‘To Al Fatone’ laat dan weer een energiek trio horen dat gecontroleerd stilvalt om plots afgelijnd homoritmisch te eindigen: afgebakend en meer spontaan samenspel in een en dezelfde track.

Hoe gedisciplineerd de band kan spelen, is nog duidelijker in ‘Idee’, een stuk waarvan de strak gespeelde, springerige ritmiek wel geleend lijkt bij Phronesis, met een drive die amper in het geluid gevat kan worden. Nog wat herkenbaarder klinkt ‘TNB’ met een stevige basriff en een hippe groove die zich echter niet zomaar mag zetten, al was het maar door de volle, dissonante pianoakkoorden.

Jukwaa lijkt dan ook in de eerste plaats een ensemble als Ifa y Xango: een collectief waarvan de muziek nooit af zal zijn, omdat de muzikanten steeds in beweging blijven. En zo mogen er nog komen.

Meer over Jukwaa


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.