Een zevental, genaveld in Queensland, Australië: dat is The Middle East. De spil en tevens de stem van de groep is Rohin Jones. Hij was het die in de loop van 2005 samen met Jordan Ireland de groep begon, naar eigen zeggen eerder uit verveling dan omwille van enige ambitie. Zo kwamen ze ook zonder achterliggende reden of motivatie aan hun groepsnaam…

Dit alles betekent evenwel niet dat het debuut van The Middle East – eerder kwam er al een EP uit – een toevallig en onverhoopt gegeven is. Integendeel: na de oprichting begon de band muzikaal en in aantal personen te groeien en parallel daarmee groeide ook de ambitie en de drang naar perfectie. Er zou een album komen, maar de heren waren niet van plan eender wat op de wereld los te laten.

Zo komt het waarschijnlijk dat hun debuut ‘I Want That You Are Always Happy’ wondermooi begint met de pijnlijk schone klaagzang van ‘Black Death 1349’. Het gemoed lijkt nauwelijks verbetering te ondergaan tijdens ‘My Grandma was Pearl Hall’. Zelfs het tegendeel is waar: waar het album kil begon, dan wordt het hier even ijskoud, hoewel de schoonheid de oren toch enigszins weet te verwarmen. De sfeer wordt vooral geschetst door de aarzelende, van gevoel doordrongen stem en door de al even vertwijfelde pianostreken en gitaartoetsen.

Dat starten met een tranendal geen heikel punt hoeft te zijn, wordt duidelijk met de aanvang van het druilerige ‘As I Go To See Janey’. Daarna kan echter een sprankel verandering worden opgemerkt. Eerst in de vorm van het erg intense gitaarlied ‘Jesus Came To My Birthday Party’, wat de clichés van de man-vrouw duetten op een aangename wijze door de modder haalt.

Verder op het album is het erg onheilspellende ‘Very Many’ meer dan vermeldenswaardig. Verstilde zangpartijen en een botte gitaar, waar nodig aangevuld met wat strijkers, creëren hier de duisternis van de nacht. De mooi openbloeiende finale kan dan vervolgens doorgaan voor het krieken van de volgende dag.

Het breukmoment op ‘I Want That You Are Always Happy’ wordt gevormd door het knisperende en het even donkere als ouderwetse ‘Sidney To New Castle’, waarin technische trucjes vergezeld worden door véél piano en wat achtergrondstemmen. De gitzware vocalen van het countrygetinte ‘Mount Morgan’ sluiten hier nog aangenaam bij aan. De ruis die het lied beangstigend perfect afsluit, lijkt uiteindelijk de gedroomde afsluiter van een uitzonderlijk mooi debuut.

Toch is dit niet het einde. Tijdens ‘Dan’s Silverleaf’ trachten ze even de grenzen uitgezet door The Beach Boys af te tasten. Verder dan onpersoonlijke zomerse kamerpop lijken ze het echter niet te schoppen. Het goedgemutste werkt bovendien niet aanvullend op de tragiek die eerder te horen was. ‘Hunger Song’ sluit hier jammerlijk bij aan en ‘Ninth Ave Reverie’ is een nummer vol goede intenties dat echter nooit van de grond weet te komen.

Voor de afsluiter gaat het album opnieuw de goede richting uit. Met ‘Deep Water’ wordt namelijk kordaat het melancholische universum van de troubadours binnen gestapt. Daar nestelt de kwieke groep zich in de buurt van Damien Rice, alleen weten ze hun lied dan wel te bedekken met een obscure patina, waardoor alsnog een waardig afscheid beklonken wordt.

Vooral tijdens de eerste helft van ‘I Want That You Are Always Happy’ weten de dames en heren van The Middle East een enorme indruk na te laten. Het is namelijk een haast perfecte diepdroevige sfeer die ze weten neer te zetten. Jammer genoeg slagen ze er niet in dit vol te houden. Tijdens de tweede helft van hun debuut verdrinken ze openlijk in vrolijke pop die vooral ongemeend lijkt over te komen. Een gemiste kans, want er is helemaal niets mis met intrieste schoonheid.

Meer over The Middle East


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.