Kwadratuur interview

Saxofonist Mikko Innanen verloochent zijn Finse roots niet maar de “nordic accents” in zijn jazz zijn zeer uitzonderlijk en zeldzaam. Hij is het typische voorbeeld van de muzikale globetrotter die overal inspiratie zoekt en op die manier een eigen sound wil ontwikkelen. Het spelen bij een amalgaam van projecten en initiatieven hoort daar bij.

Wie even een kijkje neemt op zijn website kan alleen maar onder de indruk zijn van de productiviteit maar vooral ook van zijn eclectische kijk op jazz. Hij waagt zicht aan alles: van puur solo-experiment (‘F60.8’) tot avant-garde en minimalisme (in duo met Mika Kallio) en van soundtrackgetinte avonturen (Gourmet) tot de meer klassieke jazzaanpak (Tonight at Noon) en hardcorebop (Delirium). Daarnaast deelde hij het podium of de studio met o.a. Joe Fonda, Han Bennink, Kalle Kalima, Billy Cobham, Marc Ducret en Chris Speed. Tien jaar geleden richtte hij tevens zijn eigen label op, Fiasko Records. Mikko Innanen was een van de vele Finse artiesten die optraden tijdens de recente Tampere Jazz Happening en hij liet een zeer sterke indruk na.

België is voor jou vertrouwd terrein. Op de cd ‘Clustrophy’ (2010) met de groep Innkvisitio staat vermeld dat je een aantal nummers componeerde in Antwerpen. Vertel eens.

‘A Panoramic View From The Top Floor’ is een verwijzing naar het appartement van mijn toenmalige vriendin die voor haar werk een tijd in Antwerpen verbleef. De keren dat ik daar was, had ik veel vrije tijd om te componeren want ik kende er nog niemand. ‘Jantaraboon II’ dateert ook uit die periode. Wat de titel betekent, weet ik nog altijd niet maar ik vond dat het goed klonk. Het was het uithangbord van een Thais massagesalon naast haar woning.

Later geraakte je ook in contact met Belgische muzikanten. Zo kruiste je in het verleden reeds het pad van Laurent Blondiau, Joachim Badenhorst en Fred Van Hove. Hoe leerden jullie elkaar kennen?

Aangezien Finland te klein is om te overleven als jazzmuzikant ben je verplicht om over de grenzen heen te kijken. Ik pendel dus voortdurend tussen verschillende internationale steden en kom op die manier met heel wat muzikanten in contact. Het was in New York dat ik Joachim zijn naam een paar keer hoorde vallen. Toen ik vernam dat hij deel uitmaakte van Han Bennink zijn nieuw trio (Innanen speelde voordien eveneens in een trio met Bennink, GTB), wilde ik helemaal wel eens weten wie hij was. Uiteindelijk kruisten we elkaar tijdens home sessions in New York. Fred Van Hove heb ik nooit persoonlijk ontmoet (het interview werd afgenomen voor het optreden met Van Hove en Badenhorst, GTB). Onlangs kocht ik nog wel een solo-cd van hem op FMP. Ik kijk alleszins heel sterk uit naar dat concert met hem en Joachim.

De ontmoeting met Laurent is een ander verhaal. Via via kwam ik in contact met Sébastien Boisseau en diens trio Triade (met verder nog Nicolas Larmignat en Cédric Piromalli, GTB). Tijdens de zomer van 2003 tourde ik met hen in Frankrijk, Zweden en Finland. Er volgden nog optredens in 2007. Nadien nodigde Sébastien mij samen met Mika Kallio, de drummer van Gourmet, uit voor een aantal concerten met Mâäk’s Spirit in België. Daar ontmoette ik Laurent. Op die manier wordt de wereld plots veel kleiner.

Dat is enerzijds een positief gegeven maar bestaat dan niet het gevaar dat op lange termijn typische eigenheden zoals de zogenaamde “nordic accents” gaan verwateren?

Misschien, dat valt moeilijk te zeggen. Ik geloof echter niet in een “nordic sound”. Misschien meer in Noorwegen en Zweden maar persoonlijk vind ik dat dit aspect in Finland niet zozeer van toepassing is. Neem nu Edward Vesala, een van de grote boegbeelden uit de Finse jazz. Zijn werk kan je moeilijk beschouwen als typisch Finse jazz ook al beweerde hij van wel. Luister er naar en je hoort duidelijk dat hij vooral beïnvloed was door Coltrane en alles wat er in de jaren zestig gebeurde. Wat maakt het trouwens uit? Het belangrijkste en ook het moeilijkste is je eigen stem te vinden. Zelf luister ik niet eens naar Finse folk of naar Sibelius. Mocht ik mijn werk als Fins bestempelen, dan zou ik liegen.

Je muziek moet vooral je eigen persoonlijkheid weerspiegelen. Ik ben iemand die voortdurend blijft uitkijken naar iets nieuws. Het is een natuurlijk evolutieproces. De enige constante bij mij was jazz, de Amerikaanse dan wel. Bebop was daarbij een goed startpunt maar zeker niet het enige. Ik improviseerde ook van meet af aan zonder te weten dat het dat was. Daarom heb ik het nu makkelijker op dat gebied, ik denk er nooit bij na. Een aantal jaren geleden vroeg ik mezelf af of ik mij moest beperken tot een welbepaalde stijl. Gelukkig zag ik vlug in dat dit een zuiver commercieel uitgangspunt is en ik heb het niet gedaan.

Hoeveel uren per dag oefen je gemiddeld?

Ik wilde dat ik meer routine had op dat gebied. Toen ik jonger was, oefende ik eindeloos. Ik speelde met de platen van Coltrane en Monk op de achtergrond en vond dat ik net als hen klonk (lacht). Oefenen moet je echter ook aanleren. Het vergt concentratie en je dient heel bewust te weten wat je doet en hoe. Tegenwoordig varieert het bij mij tussen een en drie uur per dag. Tijdens de tournees of als er groeprepetities zijn, wisselt dat. Ik vind het trouwens goed dat er soms een paar dagen tussen zitten zonder te oefenen.

De home sessions waar je het over had, zijn zowel in New York als in Parijs aan de orde van de dag. Gebeurt dat ook in Finland?

(foto: Veli Kujala)
(foto: Veli Kujala)
Dat is eerder uitzonderlijk. In New York is het vooral een keiharde noodzaak. Iedereen wil aan de bak komen, maar er zijn niet genoeg podia voor het overaanbod van muzikanten. Bovendien doe je bij heel wat gigs soms meer geld op dan je verdient. Ik ben net terug van een paar weken New York en speelde een aantal interessante sessies bij muzikanten thuis waaronder Pascal Niggenkemper (die al een paar cd’s uitbracht met Robin Verheyen en Tyshawn Sorey, GTB). Die ontmoetingen leveren echt heel veel op, zowel muzikaal als op het gebied van networking zoals ze dat tegenwoordig noemen. Het zou mooi zijn mocht dat allemaal meer gebeuren in Finland. Een van de redenen waarom het moeilijk ingang vindt, is volgens mij omdat het levensritme hier duidelijk trager is.

Dat levert het voordeel op dat je iets beter kan structureren en ontwikkelen.

Inderdaad, in New York gaat het allemaal snel, heel snel. Voor een outsider als ik die daar slechts onregelmatig vertoef, is het dan moeilijk om iets degelijks op te bouwen. Je hebt gewoon de tijd niet omdat je van de ene naar de andere plaats vliegt. Je wil op korte tijd zoveel mogelijk meemaken.

Je soloplaat ‘F60.8’ uit 2008 is een van je meest extreme opnamen.

Die was eigenlijk niet gepland maar kwam er op aandringen van Pekka Tuppurainen die instond voor de mixing, mastering en editing. De opnamen hadden plaats bij mij thuis in 2004 met een minidiskrecorder en wat andere lo-fi apparatuur. Door al het geëxperimenteer ontdekte ik bij mezelf heel veel dingen waar ik me voordien nooit bewust van was. Live kan ik dat materiaal niet brengen omdat er heel wat editing aan te pas kwam. Ik gebruikte echter geen extra elektronische instrumenten. Alle geluiden die je hoort, zijn ingespeeld met saxofoons. Ik deed wel al een paar akoestische soloconcerten maar houd dat bewust beperkt omdat ik vind dat je iets te zeggen moet hebben. Dat is het meest intimiderende van dergelijke optredens, iets kunnen vertellen, niet het feit van daar alleen op een podium te staan. Je moet er echt klaar voor zijn. Daarbij komt dat ik het toch wel plezieriger vind om samen met anderen te toeren dan in mijn eentje.

Op de nieuwste cd van Delirium, ‘Green Side Up’, staat een nummer van jou met de titel ‘The Coda Of Ornette Coleman’s Blues Connotation And Other Sources Of Inspiration’. Is Coleman voor jou een dankbare inspiratiebron?

(foto: Risto Kantola)
(foto: Risto Kantola)
Ik was twaalf toen ik Coleman voor het eerst hoorde en ik vond het nooit zo echt verschillend van Ellington of Webster. Zeker als je het nu beluistert, klinkt het niet zo wereldschokkend maar we zijn ondertussen wel zoveel decennia verder. Hij blijft natuurlijk een van de grote namen en hij staat er nog. Aangezien ik eveneens altsaxofoon speel, probeer ik niet teveel beïnvloed te worden door hem. Daarom breng ik ook heel andere dingen. Soms moet je kunnen stoppen met je te verdiepen in wie of wat je graag hoort. Dat is meteen de reden waarom ik naar zoveel sterk uiteenlopende zaken luister. En daar zitten zowel The Dorsey Brothers tussen als Armstrong en Bechet.

Die hoor ik niet meteen terug in je werk.

Niet alles wordt expliciet verwerkt. Het is ook moeilijk om precies te zeggen welke invloeden waar in verweven zitten. Bij Gourmet hoor je bijvoorbeeld meer de traditionele jazz opduiken. Dat is doordat ik bij die groep veel sopraansaxofoon speel en dan kom je meteen in een bepaald register terecht.

In Vooruit stel je de nieuwe cd van Gourmet voor. Is er een groot verschil met de vorige, ‘Six Acres Of Broken Hearts’, die vooral heel filmisch klonk?

Die cd was een soort themaplaat. We volgden geen echt scenario maar hadden wel filmische beelden in ons hoofd. De nieuwe cd, ‘Cosmopolitan Sideshow’, heeft ook een soort thema maar de muziek is veel gevarieerder. Wat ik doe met mijn andere groepen leunt dichter aan bij jazz of avant-garde, Gourmet is een afzonderlijk verhaal. Het is een apart universum waar we telkens opnieuw instappen. We brengen geen pure filmmuziek maar het is net alsof er een film begint als we musiceren. De groep bestaat ondertussen toch al meer dan tien jaar en op een bepaald moment vroeg ik me af of het zin had verder te gaan. Het is echter telkens voor iedereen weer zo een goede en unieke ervaring dat we voortdoen.

Meer over Mikko Innanen (Gourmet, K-18, Delirium)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.