Hoewel Ideal Bread al drie cd’s en acht jaar actief is, speelde de groep op vrijdag 7 juni voor het eerst op Europese bodem met het repertoire waar ze van meet af aan haar lot aan verbonden heeft: de songs van Steve Lacy.

Lacy’s muziek is niet van de meest voor de hand liggende, noch eenduidige. Waar sommige nummers heel melodisch zijn en zelfs oorwurmallures hebben, zijn er evenveel die zich niet zomaar in duidelijke lijnen laten vatten. Bovendien had de sopraansaxofonist een uitgesproken voorkeur voor harmonisch drijfzand en een samenspel waarbij de muzikanten met elkaar konden botsen in claxonachtige samenklanken. De complexiteit van de muziek ging echter vaak gepaard met een heel aardse groove, waardoor Lacy wel eens klonk als een Charles Mingus met een zwak voor hogere wiskunde.

De muziek en de persoon van de tien jaar geleden overleden Lacy inspireert tot op vandaag heel wat muzikanten. Zo laaft de Nederlandse saxofonist Jorrit Dijkstra zich met The Whammies al twee albums lang aan het repertoire, maar waar Dijkstra opteert voor een sextetbezetting met piano, houden de muzikanten van Ideal Bread het opvallend sober. De frontlinie wordt gevormd door baritonsaxofonist John Sinton (die nog enige tijd leerling van Lacy geweest is) en cornettist Kirk “zeg nooit trompet tegen een cornet” Knuffke die in de rug gedekt worden door bassist Adam Hopkins en drummer Tomas Fujiwara.

Kirk Knuffke (foto: Guy Van de Poel)
Kirk Knuffke (foto: Guy Van de Poel)
Van een strakke hiërarchie was tijdens het concert van het viertal niet veel sprake, want hoewel de blazers grotendeels het melodische en solistische woord voerden, had de ritmesectie haar eigen terrein, iets waar de eigenzinnige composities van Lacy natuurlijk alle kans toe boden. Hetzelfde kon gezegd worden van de verschillende benaderingen die Ideal Bread hanteerde, waarvan het visitekaartje meteen afgegeven werd in de eerste minuten van het concert.

Het spichtige en cartooneske thema van ‘Crops’ werd via een vrije passage gekoppeld aan dat van ‘The Wire’. Deze praktijk om songs aan elkaar te rijgen en daarbij niet te kijken op een contrastje meer of minder, zou het vaste stramien voor het optreden worden. Mede hierdoor kreeg het optreden een heel eigen dynamiek. Het injecteren van nieuw materiaal zorgde voor een continue beweging, waarbij herkenbare thema’s opdoken, verdampten om plots terug te keren of vervangen te worden door een nieuw, duidelijk gecomponeerd herkenningspunt.

Zo gaven de muzikanten van Ideal Bread het publiek op geregelde tijdstippen wat wegwijzers mee, zonder zich zomaar te parkeren in het spelen van of improviseren op tunes. Binnen deze context kon het viertal ook maximaal de verschillende karakters van de muzikanten laten renderen, zonder de natuurlijke samenhang te verliezen. De opvallendste actoren daarbij waren Knuffe en Fujiwara. De eerste liet zich met een onderkoeld en soms zelfs omfloerst geluid (een cornet is effectief geen trompet) van zijn meest melodische kant horen. Dat hij af en toe ritmisch druk voor de dag kwam, veranderde daarbij niets aan zijn hoofdzakelijk lyrische geluid. Bovendien kon hij de luisteraar in zijn schijnbaar klassieke verhaal moeiteloos meenemen in drastische wendingen die net omdat ze zo subtiel en delicaat gespeeld werden, heel natuurlijk bleven aanvoelen.

Fujiwara sloot als drummer mooi aan bij Knuffke. Ook hij investeerde maximaal in nuance. Als solist verstond hij de kunst om zijn passages vanuit een minimalistische benadering te laten openplooien tot gelaagde structuren zonder dat er vingerdik bovenop te leggen. Elke tik had haar plaats en dat maakte hij ook duidelijk in het begeleidende werk. Zeker in ‘The Uh Uh Uh’ waarin hij zich met hol klinkende toms en cimbalen liet horen als een Art Blakey light: met de Afrikaanse ritmiek, maar zonder de verzengende energie. Deze gecontroleerde miniatuurbenadering schemerde ook door op de momenten dat hij de muziek resoluut liet swingen: soepel en vlot lopend, maar zonder die naar een kookpunt te sturen.

Van woekeren met krachten was dus geen sprake, maar daardoor klonk de muziek juist to the point. De bariton van Sinton mocht dan al wat meer in de geluidseffecten schieten (iets waar de cornettist, gewapend met een tegen de klankbeker kletterende demper ook wel eens aan mee durfde doen), de botte bijl kwam er nooit aan te pas. Melodisch wat minder lenig dan Knuffe, klonk Sinton, tevens de spreekbuis van de groep, wat hoekiger en minder meeslepend dan zijn collega, waardoor hij echter ook een mooi tegengewicht vormde en de muziek van Ideal Bread fraai in balans bleef.

Tomas Fujiwara (foto: Guy Van de Poel)
Tomas Fujiwara (foto: Guy Van de Poel)
Met die balans speelde de groep het hele optreden lang, waarbij ze vaak het randje opzochten. Niet door luidruchtig vervaarlijk te gaan overhellen, maar door zonder met de ogen te knipperen de muziek heel verschillende richtingen uit te sturen. Zo werd het thema van ‘The Owl’ eerst door de blazers samen gespeeld, waarna de twee in een schijnbaar achteloze canon uit elkaar dreven. De contrasten werden even later nog scherper gesteld, toen het kwartet uiteengetrokken werd in twee duo’s. Knuffke en Fujiwara kozen voor een gestileerde, meer klassiek klinkende benadering, terwijl Sinton en Hopkins als twee bromvliegen door de zaal gonsden.

‘The Oil’ liet het kwartet als geheel dan weer in haar meest gedisciplineerde gedaante horen met een metal-achtige basriff en strak afgelijnde stiltes in de ritmesectie. Ondertussen werd er ook nog eens perfect gecontroleerd met het tempo gestoeid, wat het contrast met ‘Ladies’, waarin de vier elk een eigen weg leken te gaan, alleen maar groter werd.

Als vier tedere anarchisten speelde het kwartet dus niet alleen de muziek van Lacy, ze speelden er ook mee. De schijnbare toevalligheid waarmee ze in het swingende ‘Obituary’ het ritmische samenspelen even lieten verwateren of de metrische vrijheid van ‘The Precipitation Suite’ klonken op het eerste gehoor als een storm in een glas water, maar verrieden een beheerst koorddansen zonder vangnet. Dat het publiek de risico’s nu eens niet in het gezicht geduwd kreeg, gaf Ideal Bread een heel eigen geluid. Dat het daarbij al eens wat minder kon zijn toen Hopkins even de controle over de intonatie verloor, maakte alleen maar duidelijk dat er ondanks de beheersing niet zonder gevaren gespeeld werd.

Voor het bisnummer ‘Wish’ mochten die gevaren even echter aan de kant en met een brommende riff en een licht rockende drumgroove legden Sinton, Knuffe, Hopkins als volleerde antihelden een vriendelijk strikje rond het concert. Maar ook antihelden zijn helden. Soms zelfs meer dan de in fluopakjes gestoken patsers.

Meer over Ideal Bread


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.