Een Zwitsers duo, een Fransman met een Belgische tubaspeler in zijn band en een Italiaanse pianist die geassisteerd wordt door twee Nederlanders: Jazz Brugge is met een quasi exclusief Europees programma niet het meest voor de hand liggende jazzfestival. Het gebrek aan grote publiekstrekkers wordt echter ruimschoots gecompenseerd door de aanwezigheid van frisse verschijningen. Een eerste lichting viel meteen te rapen op donderdag.

Het openingsconcert van Jazz Brugge in het Concertgebouw (op de middag was het festival al begonnen in het Sint-Janshospitaal met het Manuel Hermia Trio) lag in handen van pianiste Irène Schweizer en saxofonist Jürg Wickihalder. Meer dan drie decennia verschil in leeftijd verhinderden niet dat de grote dame van de Europese geïmproviseerde muziek en de rietblazende veertiger elkaar muzikaal wisten te vinden.

Dat was eerder al te horen op ‘Jump!’, de vorig jaar verschenen cd van Wickihalders European Quartet. De energie en de verrassingen die op dit album de boventoon voeren, bleven in het duo wat achterwegen: jammer, maar natuurlijk ook een bewijs dat het kwartet meer is dan een duo plus twee.

Het belette niet dat Schweizer en Wickihalder knap en vervaarlijk op de slappe koord tussen improvisatie en compositie balanceerden. Met name op Wickihalders eigen stukken als ‘Red Light Jumping Friends’ en ‘6243D’ vlogen de twee in en uit elkaars armen. De melodieën en korte motieven werden heen en weer geslingerd, waardoor voor het publiek haast ontraceerbaar werd wat nu genoteerd en wat op het moment zelf bedacht werd.

Schweizer hield het graag abstract. Haar muziek had niet de volumes van de oude Cecil Taylor (iemand die ze zelf als essentieel voor haar muzikale carrière beschouwt), maar een natuurlijke eenheid in soms erg contrasterende elementen. Schijnbaar losse melodische flodders, vreemde akkoorden en vage bewegingen werden samengebald in een opvallend logisch verloop. Wickihalder gebruikte speciale effecten, waarbij het blazen in de klankbeker en het spelen zonder of alleen op het mondstuk een leuk geluid introduceerden. Het gebruik van twee saxen tegelijkertijd paste minder in het plaatje. Wanneer hij naar tenorsax overschakelde, begon zijn onnauwkeurige intonatie op te spelen wat in combinatie met het trage tempo bij momenten storend werd. Bovendien zijn Schweizer, noch Wickihalder geweldenaars, waardoor nuances en precisie geen overbodige luxe waren. Dat die in de muzikale communicatie overduidelijk te horen waren, maakte van hun set een indrukwekkende en onderhoudend concert, met verwijzingen naar oude jazz, circusmuziek, een ballad en stukken die strak staan van de sympathieke streken.

Voor het tweede deel van de korte set zetten Schweizer en Wickihalder een Monk-polonaise in gang die passeerde langs ‘Little Rootie Tootie’, ‘Monk’s Dream’ en ‘Bemsha Swing’. Vooral Schweitzer kroop in de huis van de het Amerikaanse pianoicoon. De extreemste kanten van haar pianospel werden wat afgevijld en de muziek kwam zo nog meer aan de expliciete jazzkant terecht. De structuur van de muziek werd duidelijker, waar die in Wickihalders eigen composities aanvankelijk veel grilliger geweest was. Gelukkig ging dit niet ten koste van de inventiviteit en muzikaliteit.

Met het tweede concert in het Concertgebouw, belandde Jazz Brugge 2012 voor het eerst in de grote zaal. Waar Wickihalder en Schweizer aan de intieme setting van de Kamermuziekzaal genoeg hadden, bracht de Franse saxofonist Christophe Monniot meer volk mee. Voor zijn ‘Vivaldi Universe’ liet hij zich bijstaan door een klassiek saxofoonkwartet, drums, piano en tuba- en euphoniumspeler Michel Massot die voor de baspartij tekende.

De opstelling liet weinig aan de verbeelding over: met Monniot centraal vooraan en zijn collega’s in een halve cirkel achter hem, was duidelijk wie het heft in handen had. Met zijn ‘Vivaldi Universe’ deelde Monniot de schijnwerpers met Vivaldi, van wie hij de beroemde ‘Vier Seizoenen’, muziek van bijna drie eeuwen geleden, stevig onder handen nam.

De kern van de band werd gevormd door de ritmesectie en Monniot. Over en tussen deze nucleus werd het saxofoonkwartet geschoven met fragmenten van de originele barokcomposities in wisselende arrangementen. Ritmisch en harmonisch werd de muziek van Vivaldi aardig door de mangel gehaald: quasi vrij bewegend, volks als een café-chantant tango, in snippers geknipt of uitzonderlijk eens bijna authentiek.

De verschillende delen van Monniots suite werden aangevuld en ingeleid door tekstsamples waarmee de Fransman de thematiek van de klassieke jaargetijden koppelde aan de hedendaagse milieu- en klimaatproblematiek. Monniot zelf speelde met effecten, waardoor hij niet alleen op bariton-, alt-, en sopraninosax te horen was, maar ook de gedaante van een scherpe, Oosterse surna aannam.

De combinatie van verbasterde klassiek, de energieke solo’s en speciale klanken van de bandleider en de bij momenten heel strak gespeelde composities (waarin vooral pianist Emil Spányi zich duidelijk goed voelde), maakte ‘Vivaldi Universe’ tot een speels en amusant geheel, vol humor en muzikale details. Helaas zat er naar het einde sleet op de muzikale ironie. De eclectische aanpak, wel vrij van hectische zapbewegingen, was met enkele deeltjes minder waarschijnlijk beter tot haar recht gekomen.

Voor de afsluiter van de eerste dag van Jazz Brugge bleven alle concepten en scherpe bochten in de kast. De Italiaanse pianist Enrico Pieranunzi kwam met zijn New European Trio doen waar hij het best in is: jazz spelen zonder franje, maar met een zeggingskracht die weinigen hem nadoen. Zonder in clichés te vervallen kon hij helemaal inzetten op melodie, waarbij hij demonstreerde hoe geïnspireerd hij nog steeds is. De ene lijn leek spontaan uit de andere op te borrelen, alsof zij solo’s urenlang door zouden kunnen gaan, zonder op reeds bewandeld terrein te belanden. Gecombineerd met een fijn toucher en een sprankelende ritmiek klonk hij in Brugge even toegankelijk als boeiend.

Wat bij zijn collega’s snel kan vervallen in maniërisme en nietszeggend melodisch brijwerk, wist Pieranunzi om te toveren tot pure schoonheid. Zelfs “gevaarlijke” composities als het filmische ‘Blue Waltz’ en het even walsende, maar eerder geheimzinnig gekleurde ‘Transitory Grace’ wist hij aan de juiste kant te houden.

Zijn Nederlandse begeleiders Pieter Bast op drums en Jasper Somsen bleken ideale partners. Met hun steeds verschuivende onderbouw droegen ze de pianist even zeer als ze hem alert hielden. Bast trof de perfecte balans tussen ritmische vrijheid en swing en Somsen kon zijn eigen weg gaan, zonder de muziek te destabiliseren. Hij kwam bovendien als solist opvallend sterk voor de dag en kon de melodische kracht van Pieranunzi verlengen op zijn (doorgaans toch net iets minder handelbare) bas.

Ondanks de zelfstandigheid van Bast en Somsen bleef de muziek een klassiek jazzrandje hebben, een evenwicht dat deed denken aan de trio’s van Brad Mehldau. Bovendien speelden de drie bij momenten een verbluffend spel met de dynamiek, waarbij ze gezamenlijk uit het niets terugtrokken of terug naar buiten kropen, alsof het om een perfect getimede show ging.

Omdat de hele set op een dermate hoog niveau gespeeld werd, waren echte hoogtepunten schaars. Van ‘Strangest Consequences’ tot een uptempo versie van ‘My Funny Valentine’, het romantische en helemaal uitgeschreven ‘Within the House at Night’, een strak doorratelende compositie of de ballad ‘Distance From Departure’ als bisnummer, in eender welke gedaante kon het New European Trio schitterend. Het publiek, door het late uur al wat uitgedund, bedankte terecht met wat doorgaans als een “warm applaus” omschreven wordt. Helemaal in de lijn van het hartverwarmende optreden.

Meer over Jazz Brugge 2012 - Irène Schweizer & Jürg Wickihalder, Christophe Monniot, Enrico Pieranunzi’s New European Trio


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.