De liefhebber van het pianorecital stond op 4 april voor een moeilijke keuze: Leif Ove Andsnes in Concertgebouw Brugge of Ivo Pogorelich in Flagey? De laatste is even controversieel en onberekenbaar als de eerste staat voor solide meesterschap en inzicht. Quod erat demonstrandum: in het Concertgebouw Brugge speelde de Noorse sterpianist waarschijnlijk de beste solo Beethoven die men dit seizoen nog te horen zal krijgen.
De twee geprogrammeerde Beethovensonates passen bij elkaar omdat het breekpunten zijn in het oeuvre van de componist. Toch zijn het totaal verschillende werken. Het opus 54 is een door veel pianisten wat verwaarloosde sonate, misschien door het eigenzinnige, onsentimentele karakter ervan. Het is nochtans een prachtig tweedelig stuk, beknopt en vol sterke contrasten. De manier waarop Andsnes de grote contrastwerking van het eerste deel vertolkte en hoe hij de transformatie van de twee thema's spanning verleende, zorgde voor een magistrale opening van het concert. Zonder profileringsdrang, met een noblesse en natuurlijkheid die men al lang niet meer live in Beethoven te horen kreeg. Het tweede deel toonde Andsnes in virtuoze doen, met een grote vaart in het perpetuum mobile van de zestiende noten. Beethovens spel met twee stemmen vereist een feilloos aangevoelde zin voor textuur. Neem daarbij nog zijn gevoel voor ritmische energie en dramatische kracht, die in de versnelde slotpassages nog een furieuze staart krijgen, en een mens vraagt zich af waarom deze sonate zo lang stiefmoederlijk behandeld werd en nog altijd wordt.
Na de pauze volgden Liszt en Chopin. Een snelle 'Pensées des morts' zette in op het grote romantische gebaar, zowel als op de bedachtzame, religieuze trant van Liszt. Dat Andsnes de retoriek van deze muziek aankan, bewees hij al in een prachtige aan Liszt gewijde recital-cd. Ook Chopin is niet nieuw, maar de ontroering die Andsnes opwekte in de vierde ballade en de eerste nocturne uit het opus 48 zullen bijblijven. Ze behoren tot de mature werken van de componist, vol tussenstemmen en met toenemende complexiteit van vorm. In die zin passen ze goed bij het werk van Beethoven. Andsnes speelde deze muziek zonder effectbejag, zonder valse pathetiek, beheerst en gedoseerd. Bij geen enkele noot van Leif Ove Andsnes in Brugge kon er een zweem van vrijblijvendheid gevoeld worden; dit is een pianist van de volle overgave, van het totale engagement voor wat hij doet. In grote muziek levert dat topuitvoeringen op, waarbij de concentratie als vanzelf komt en alles buiten de muziek verdwijnt.