Na haar passage in Le Cercle des Voyageurs in Brussel, anderhalf jaar geleden, stond het kwartet van de Canadese trompettiste Lina Allemano nu in de Lokerse Jazzklub. Dat ze in Brussel in een kelder speelde en in Lokeren op een zolder, nam niet weg dat beide locaties opvallend veel gemeen hebben: een klein zaaltje met een laag en gewelfd plafond, een ideale setting voor een akoestisch optreden.

Met alleen de bas van Andrew Downing versterkt, klonken de Lina Allemano Four direct en natuurlijk en dat bleek al snel de ideale omgeving voor de muziek. De stukken van Allemano horen immers zonder meer in de categorie no nonsense thuis: flarden melodieën, soms niet meer dan een idee, die nu eens eenvoudig, dan weer meer uitgewerkt gebracht worden. In eender welke gedaante bleken het echter geslaagde springplanken naar improvisaties die erg ver van het basismateriaal konden afdrijven. Vanaf een muzikant de improvisatorische vrijheid kreeg, zette immers meteen het spel van desintegreren en re-integreren in waarbij de muzikanten elkaar snel loslieten, maar even vlot terug konden vinden als de muziek daarom vroeg.

(Foto: Nadia Molinari)
(Foto: Nadia Molinari)
Die vraag was geregeld aan de orde, want Allemano, noch altsaxofonist Brodie West zijn immers muzikanten die het moeten hebben van technisch meesterschap. Of beter: het zijn muzikanten die niet de noodzaak voelen die te demonstreren. Als respectievelijk een Ralph Alessi of een Lee Konitz gone bad konden de twee een heel eigen verhaal opbouwen met hoofdzakelijk melodische ideeën. Allemano vermengde haar discours, gedragen door een solide toon in verschillende registers, met ruis- en windeffecten of pruttelende geluiden die echter nooit meer werden dan de spreekwoordelijke kers op de taart. West haalde zijn eigen insteek vooral uit de vreemde twists, bochten en knopen die hij vloeiend en met haast plagerig gemak in zijn wendbare spel wist te leggen.

Zo konden de twee blazers nu eens elegant, dan weer energiek vrij over de ritmesectie meanderen. Vrijblijvend of gevaarloos was het opzet echter niet, want met de regelmaat van de klok leken de muzikanten elkaar in de rede te vallen. Braaf wachten tot de vorige solist helemaal uitgespeeld is, bleek voor dit kwartet geen onaantastbare wet. Wie dacht iets te kunnen toevoegen de solo van een ander, kon ongegeneerd inzetten, waardoor het bij momenten niet meer duidelijk was wie nu de lakens uitdeelde. Tegelijkertijd werd zelden echt de kaart van de collectieve improvisatie getrokken, of althans niet op de meest opzichtige manier. Hoe vrij de muziek bij momenten ook leek, het akoestische geluid en de vaak klare lijn die de muzikanten hanteerden, hielpen om binnen de grillige structuren toch de nodige klaarheid te bewaren. 

Die grillige structuren kwamen niet alleen voor rekening van de soms ritmisch springerige of hoekige composities van Allemano. Al even essentieel daarvoor was de ritmesectie die zich achter, of beter naast (de muzikanten stonden in een boog opgesteld, als om de gelijkwaardigheid van elk individu te benadrukken) de blazers duidelijk goed amuseerde. Downing op bas en Nick Fraser op drums zijn dan ook niet het soort ritmetandem dat zomaar de rode loper uitrolt voor een of andere solist. Met tempowisselingen, vreemde ritmische wendingen en een polyfoon samenspel gunden de twee hun collega’s geen halve minuut rust of standvastigheid.

Hoewel continu in beweging, werd het geluid nooit hypernerveus. Het repertoire van Downing en Fraser bestond immers niet alleen uit versnellingen. Even vlot leken de twee er de stekker uit te willen trekken, waardoor Allemano en West niet alleen energie, maar ook sereniteit uit de goed geoliede ritmeduo konden halen. Of net niet, want links en rechts leek vooral West er plezier in te hebben om zijn collega’s tegen te spreken en een heel ander idioom te hanteren dan hem vanuit de achtergrond gesuggereerd werd.

Hoe solide het samenspel tussen de vier was, was opvallend goed hoorbaar in de ontwikkeling van de stukken. Vooral in de composities die te horen zijn op ‘Live at the Tranzac’, (Allemano’s recentste cd uit  2012) doken tot diep in de improvisaties vette knipogen op naar het thematische materiaal op. Des te opvallender was het dat de vier voor het einde van een stuk, zeker in de eerste set, niet zomaar kozen voor een terugkeer naar het thema. Geïmproviseerd of op voorhand gecomponeerd, het was niet altijd even duidelijk, maar toch vonden Allemano en haar collega’s steeds een compacte manier om de verschillende stukken mooi af te ronden zonder zomaar te moeten teruggrijpen naar het beginmateriaal.

In de tweede, net iets kortere set, werden de dynamische contrasten en de ritmische scherpte verder opgevoerd in een nieuwe compositie als ‘Tweeter’, terwijl ouder werk als ‘Hush’ tekende voor een breder, quasi vrij zwevende benadering en ‘Atomic 22’ de groep in alle onvoorspelbare grilligheid liet horen. In eender welke gedaante bleef de groep echter gecontroleerd spelen, waarbij de balans tussen vrijheid en structuur knap in evenwicht gehouden werd.

Als bisnummer verliet de groep voor het eerst die avond het repertoire van Allemano en met het hoofd vooruit stortten de muzikanten zich in een circusachtig streepje Ornette Coleman: meteen het energiekste en luidste wat het viertal die avond in Lokeren liet horen, waarbij tegelijkertijd de duidelijke relaties tussen Allemano’s en Colemans muziek hoorbaar werden. Een mens kan zich minder flatterende referenties voorstellen.

Meer over Lina Allemano Four


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.