Minder voor de hand liggende jazz op de avond van de Champions League finale: het leek niemand te verbazen dat De Singer voor het Lucian Ban Elevation Quartet wat minder goed gevuld was dan anders. Toch bood de rustigere setting, volledig in de bekende wijsheid van Johan Cruijff, natuurlijk ook mogelijkheden. Al was het maar om Lucian Ban en zijn kompanen eens te horen zonder het gekletter van bestek en borden dat op het live-album ‘Mystery’ wel vertegenwoordigd is.

Lucian Ban (Guy Van de Poel)
Lucian Ban (Guy Van de Poel)
Ban zette meteen hoog in en bracht met holle akkoorden ‘Of Things to Come’ op gang. Als om toch maar op veilig te spelen en de bezoekers van bij het begin bij de les te sleuren, trok hij meteen alle registers open. Met een pianospel dat van blues naar bop en daar voorbij sprong, hopte hij vrolijk doorheen de jazzgeschiedenis. Het ritme werd uit haar metrische kader gelicht en de tonaliteit links en rechts aardig wat geweld aangedaan alsof Thelonious Monk en Andrew Hill samen complotteerden tegen de starre traditie.

De pianist werkte het geheel mooi af met een indrukwekkende, maar niet pocherige pianotechniek, waarbij de twee handen evenwaardig waren en de muziek van de ene in de andere overging. Mede hierdoor werd zijn muziekhistorisch zapwerk geen willekeurig lappendeken, maar een coherent geheel. De verschillende invloeden werden vakkundig verwerkt tot een eigen verhaal dat geschraagd werd door de levendige ritmetandem van John Hébert, zowat de meest gevraagde bassist van het moment en drummer Eric McPherson.

Deze laatste opteerde voor een drumkit zonder toms. Met enkel een snare, een basdrum, één cimbaal en een hi-hat werd dan maar de muziekstaander opgewaardeerd tot slaginstrument. Het gevolg was een drumgeluid dat het meer moest hebben van ritme en energie dan van sound, hoewel McPherson met de regelmaat van een klok van stokken wisselde. Ondanks zijn gevoel voor ritmes en kleine nuances, bleek het geluid uit het drumstel, zeker in het vorderen van het concert, wat te beperkt om echt te kunnen boeien. Al mag wel toegegeven worden dat de schade veel groter geweest zou zijn met een minder vlot ritselende en tikkende muzikant op de drumstoel.

Na Bans solo-excursie was het de beurt aan saxofonist Abraham Burton. Die pikte de draad niet op waar de pianist hem achter gelaten had, maar besloot vanaf nul terug op te bouwen. Met zijn kenmerkende, stevige toon, zocht hij zich aanvankelijk voorzichtig een weg om geleidelijk meer aan te gaan pushen. De dynamiek werd opgedreven en stapje voor stapje ging Burton het hoge register opzoeken waarin hij, jankend en piepend, het energiepeil schaamteloos in het rood kon laten gaan.

Abraham Burton (Guy Van de Poel)
Abraham Burton (Guy Van de Poel)
Dit gebeurde duidelijk met goedvinden van zijn collega’s, want van links naar rechts was te horen hoe de vier elkaar constant bestookten om vooral de spanningsboog maar niet te laten zakken. Hoe stabiel het spel van het viertal zat, werd nog duidelijker toen naar het einde toe McPherson even wat soloruimte nam. Op dat moment duidelijk de centrale figuur in het verhaal, stond hij op de voorgrond, maar zonder uit het samenspel te breken. Hij bleef mooi in het geluid van de groep zitten, waardoor de muziek als geheel aan kracht won.

Lucian Ban had met ‘Of Things to Come’ dus meteen de kaarten op tafel gegooid en ze zagen er lang niet slecht uit. Het was alleen afwachten hoe de tactiek voor de rest van het concert zou zijn. Met ‘Syndrome’ werd duidelijk dat het niet de bedoeling was om de hele tijd te blijven pompen. Het was nu immers aan John Hébert om het stuk in de juiste plooi te leggen. Met een rijk geschakeerde intro vol vibrato-effecten, kleine glissandi en een voorkeur voor het hoge register liet die meteen zijn flexibele en licht lopende klank horen. Dat hij dit wist te paren aan een stevige muzikale ontwikkeling, maakte nog maar eens duidelijk waarom hij zo’n gegeerde muzikant is. Helaas was zijn intonatie, net als op het album van het Elevation Quartet, niet altijd even accuraat, een probleem dat ook later in het optreden nog hoorbaar zou worden, niet in het minst bij de heel herkenbare octaafsprongen waarbij de slordigheden uiteraard meteen opvielen.

Desondanks zou Hébert de grote sterkhouder en met voorsprong de boeiendste muzikant van de avond blijken. De manier waarop hij onder zijn solerende collega’s een heel eigen koers durfde te varen, toonde keer op keer zijn klasse. Vinnige frases, soms heel kort, werden vaak gevolgd door een moment van stilte. Toch liet hij daarmee de solist van dienst niet aan zijn lot over. Het leek immers alsof zijn riedels in de lucht bleven hangen en zo de open ruimte naar zijn volgende stukje moeiteloos konden overbruggen.

Toch speelde Hébert niet voor eigen rekening. Hoe weinig gedienstig en onderdanig zijn bijdrages achter de solisten ook leken - in het spelen van de thema’s zat hij haarscherp in zijn rol - op de een of andere manier drong hij zich er nooit mee op en zorgde hij voor een tegenstem die meer dan eens boeiender was dan wat er op de voorgrond gebeurde.

John Hébert (Guy Van de Poel)
John Hébert (Guy Van de Poel)
Dit gold nog meer wanneer hij en McPherson elkaar vonden. Niet dat de twee constant patronen uitwisselden, maar de manier waarop ze elkaar aanvulden en de arrangementen mee vormgaven, was vaak fascinerend om volgen. Met hetzelfde energieniveau en een gedeelde afkeer van vaste stramienen, vormden ze het zout op de patatten. Heel welgekomen zout overigens, want de aardappelen zelf bleken niet altijd even goed gekookt.

Buiten het energieke vaarwater bleek de groep als geheel immers niet zo sterk. Wanneer het tempo zakte, verdampte de spanningsboog. Vooral Burton klonk op deze momenten minder overtuigend. Melodisch zwakker dan wanneer hij op intensiteit kon drijven, slaagde hij er niet in tijdens de ballade een vuist te maken, iets waar zijn potente, maar niet zo warme, noch sappige toon zeker voor iets tussen zat.

In het laatste stuk van de eerste set, ‘Walking with Ra’, een eerbetoon aan Sun Ra, kwam een zweem van de spanning van het begin van de set gelukkig even terug. Wisselend tussen gecomponeerd en vrij ontwikkelde het kwartet weer een stevig samenspel, maar tot een echte climax lieten ze het nu niet komen. Hoewel de spanning duidelijk werd opgebouwd, bleef die vooral aanwezig in hangende gedaante, waardoor de ontlading van het eerste stuk achterwegen bleef.

Het wisselvallige van de eerste set werd ook het patroon voor de tweede. Momenten van knappe individuele prestaties of samenspel, vaak met Hébert in een hoofdrol, werden afgewisseld met minder geïnspireerde passages. De drive die componist en bandleider (hoewel hij dit laatste naar eigen zeggen liever niet hoorde) Ban in de eerste stukken van het concert had laten horen, zou hij nooit meer echt terugvinden. Wat in de klankkast van de piano duiken veranderde daar niets aan, want zijn inside pianospel droeg weinig bij aan het groepsgeluid.

Burton leek wel even de energie van het begin te hervinden, maar kon uiteindelijk toch niet opnieuw op hetzelfde niveau uithalen. Qua volume zat hij terug op zijn favoriete spoor, maar in plaats van door te trekken, bleef hij hangen in herhaalde formules, waardoor van echte opwinding geen sprake was.

Eric McPherson (Guy Van de Poel)
Eric McPherson (Guy Van de Poel)
Pas voor het laatste stuk viel het kwartet weer echt in de plooi. ‘Rank & File’, door Ban niet zonder ironie aangekondigd als hun hit, was dan ook een van de betere composities van het optreden. Met twee verschillende muzikale ideeën in het thema, kreeg de muziek een extra dimensie. Zo grillig als de compositie verliep, zo rechttoe rechtaan stoomde de band (geruimde tijd als trio, met het zichzelf op non-actief zetten van Ban) vooruit in de geïmproviseerde delen. Met een stevig swingende McPherson en vooral een niet te stoppen walking bass-lijn van Hébert, zat de locomotief weer op de sporen: grotendeels klassieker dan in de rest van het concert, maar wel heel overtuigend.

Voor het bisnummer bleven Burton, Hébert en McPherson achteraan in de zaal staan en lieten ze het podium aan Ban. Die nam afscheid met een soloversie van Monks ‘Round About Midnight’ waar zijn moderne jazzidioom in een romantisch jasje gestoken werd. Dat het daarin bleef zitten, maakte de versie er echter niet uitdagender op. Een mooie afsluiter dus, maar ook niet meer dan dat. Zoals ook het concert niet over de hele lijn wist te overtuigen.

Meer over Lucian Ban Elevation Quartet


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.