De ene doet het voor de kick, de andere omwille van de speelkansen. Toch blijft het een opmerkelijke onderneming: moederziel alleen op een podium kruipen, zonder een collega als aangever wanneer de ideeën niet zomaar willen komen of zonder bliksemafleider als het even naar adem happen is. Solospelen zet muzikanten in hun blootje en werpt ze helemaal op zichzelf terug. Iets wat niet voor iedereen even evident is.

Ervaring kan daarbij heel wat helpen. Wat dat betreft stonden de twee muzikanten die op een maandagavond toch vlot zestig bezoekers naar De Singer wisten te lokken, ver van elkaar. Waar de Spaanse pianist Agustí Fernández ondertussen geldt als een van de internationaal klinkende namen van de geïmproviseerde muziek (alleen solo heeft hij al negen albums op zijn actief), is Niels Van Heertum een muzikant die pas enkele jaren geleden onder de aandacht kwam als lid van het zelfs naar improvisatienormen atypische Ifa y Xango.

Dat het verschil in achtergrond duidelijk hoorbaar werd, spreekt haast voor zich, al liet de jonge Belgische euphoniumspeler zich niet zomaar in een hoekje drummen. Het was aan hem om de avond op gang te trekken, wat hij deed in het gezelschap van een gitaarversterker, een stemvork en het mechaniekje van een speeldoosje. Gedurende een korte set van nog geen half uur liet Niels Van Heertum zich horen als een heel klankgevoelig muzikant. De manier waarop hij het ruisen van zijn euphonium controleerde, de klankbeker afgedekt met een handdoek en het versterkte geluid controlerend met een pedaal, liet meteen horen dat hij in zijn uppie heel wat beheersing in huis had. Bovendien liet hij het geluid drastische dynamiekveranderingen ondergaan, als het plots opkomende en verdwijnende  licht wanneer een metrostel even boven de grond komt om er meteen weer onder te verdwijnen. Minder geslaagd waren de onstabiele multiphonics die er op volgden. Van Heertum leek zijn weg te zoeken, maar niet meteen te vinden. De technieken werden niet meer dan technieken en hij slaagde er niet in een consistent verhaal op te bouwen.

Niels Van Heertum (foto: Guy Van de Poel)
Niels Van Heertum (foto: Guy Van de Poel)
Dat lukte al heel wat beter in het twee stuk. Aan de basis daarvan lag terug een knap geluid dat opnieuw elektronisch gecontroleerd werd. Door het nadrukkelijk en plots afsluiten van aangeblazen klanken, genereerde Van Heertum plofgeluiden die door de versterking bleven nazinderen. Geleidelijk aan breidde hij het geluid uit met verschillende tongbewegingen en feedback, waar hij later nog lagen slurpende en meer klassiek aangeblazen noten aan toevoegde.

De multiphonics die in het eerste stuk wat onzeker klonken, stonden nu steviger op hun poten. Als drones manipuleerde Van Heertum het brommende geluid dat hij bovendien mooi liet verkleuren.  Die subtiliteiten liet hij ook later nog horen met ijle windvlagen die voorzichtig aan- en afwaaiden of door het combineren van feedbacktonen met de zuivere klank van een stemvork die op het euphonium geplaatst werd. Zo creëerde hij geen willekeurige samenklanken, maar perfect consonante combinaties waar hij later de traag aflopende speeldoosmechaniek over plaatste. Met de focus en concentratie die hij hier vond, kon hij moeiteloos de aandacht van de luisteraars vasthouden. Toch was het kort houden van de set een goede zaak. Hoe gericht het geluid bij momenten ook klonk, er echt mee beginnen spelen om het verder te gaan ontwikkelen, was voor Van Heertum nog geen evidentie. Al was er in De Singer waarschijnlijk niemand die dat de drieëntwintigjarige lefgozer kwalijk nam.

Dat het laten openvouwen van de muziek wel lukte bij Agustí Fernández, zal al even weinig bezoekers verbaasd hebben. Vorig jaar gaf die op Follow the Sound de verenigde tegenstand nog het nakijken en in De Singer was hij al even sterk op dreef. Met dezelfde feeling voor timbre als Van Heertum begon hij in de klankkast van het instrument. In tegenstelling tot de meeste van zij collega’s koos hij niet voor enkele snelle harpachtige bewegingen of voor het nazinderend aanslaan van de snaren, trucs die zelden meer blijken te zijn dan een intro. Voor de Spanjaard mocht het allemaal wat diepgaander.

Door met verschillende voorwerpen in variërende snelheden over de snaren te wrijven, maakte Fernández het reliëf in de draaiingen van snaren hoorbaar. Door de druk en de snelheid waarmee hij de snaren bewerkte te manipuleren, creëerde hij een hele reeks klankvariaties die niet alleen schakeringen in ritme en kleur, maar ook in toonhoogte lieten horen. Met het stapelen van verschillende lagen wrijvingsgeluiden en door die af te wisselen met het slaan op de snaren, ontstond er een gevarieerd klankdecor dat alles had om muzikaal op zichzelf te staan. Vanuit dit vertrekpunt begon de pianist aan zijn excursie die de luisteraars van hot naar her zou slepen, zonder dat de bewegingen ook maar ergens voor een drastische breuk zorgden.

Agustí Fernández (foto: Guy Van de Poel)
Agustí Fernández (foto: Guy Van de Poel)
In eerste instantie verschoof Fernández de aandacht van de klankkast naar het klavier. Daar sloeg hij de snaren via het klavier aan, maar niet zonder die snaren af te dempen: een klassieke techniek die onder zijn handen echter zo gecontroleerd werd, dat het leek alsof het pianogeluid door een zware elektronische filter gesleurd werd. Afwisselende stevig ronkend en elegant tapdansend stuurde hij het geluid bij tot er een veelgelaagde en zinderende klankwolk ontstond die mooi beheerst werd in op- en afbouw.

Vanuit deze rijkdom ging Fernández plots over naar een net extreem sobere aanpak. Met niet meer dan het ritmisch snel tikken op de klep en de klankkast van de piano kroop hij letterlijk steeds dichter naar de toetsen van het klavier. Die werden in eerste instantie sporadisch aangeraakt voor spichtig tonen, meteen de eerste “klassieke” pianoklanken die de luisteraar die avond te horen kreeg. Met het uitbreiden van de tessituur van deze klanken, werd ook het aantal opgevoerd, tot er duidelijke ritmische figuren ontstonden die later verder ontwikkeld werden tot de eerste echte sporen van melodie en harmonie.

Hier liet Fernández een duidelijk impressionistische insteek horen die later overging in een ratelende en repetitieve Reich-ritmiek en donderende romantische uithalen. Wie dacht dat de pianist daarmee definitief thuisgekomen was, kwam de volgende minuten voor heel wat verrassingen te staan. Opnieuw in de kast van de piano toverde hij een wonderlijke klank tevoorschijn als het sonore equivalent van een verbogen en gesplitste lichtbundel of liet hij de piano spreken als een computerstem, al dan niet in dialoog met een meer melodische, klassiekere pianobenadering.

Gemillimeterd en staccato klavierspel werd door gericht pedaalgebruik uitgerekt tot een constante stroom geluid waarvan de harmonie steeds bijgestuurd werd. Hoge en uitzonderlijk mooi zingende pieptonen werden gevolgd door stevige clusters met de volle handpalmen die vrolijk in het rond spetterden en met verbrokkelde glissandi liet hij de piano klinken alsof die stukje bij beetje gedemonteerd werd. Dit proces werd nog versterkt door het laten uitdoven van de dynamiek tot alleen nog het rammelen van de toetsen over bleef.

Om de cirkel helemaal rond te maken, verschoof Fernández de ritmes van het klavier naar de klep van het instrument om tenslotte zijn handen helemaal van het instrument weg te halen en alleen nog geluid te maken door in zijn handen te wrijven. Nu werd pas echt duidelijk hoe gedwee het publiek de pianist aan het volgen was. Het doorgaans amper hoorbare geluid klonk tot achteraan in de zaal, zelfs toen Fernández zijn beweging liet vertragen, waardoor het geluid tot quasi niets gereduceerd werd om tenslotte op te lossen in een geladen stilte: een op papier ongewoon, maar in praktijk perfect logisch slot van vijfenveertig minuten piano-exploratie.

Als toegift stelde Fernández nog een wereldpremière voor onder de vorm van een kort duet met Van Heertum. Deze laatste liet de elektronica en de gadgets voor wat ze waren en ook de pianist hield het nu soberder en melodischer. De twee vonden elkaar zo meteen en ontwikkelden een golvend spel dat naar het einde toe constanter werd. De grote inventiviteit en organische variatie van Fernández’ soloset bleef achterwege, ten voordele van een meer klassieke pot improv waar de twee elkaar de ruimte gaven. Een leuke strik rond een concert dat echter, zeker wat betreft de opnieuw onnavolgbare set van Fernández, geen verdere garnituur behoefde.

Meer over Niels Van Heertum, Agustí Fernández


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.