Het was de afgelopen weken bijzonder moeilijk om er niets over gehoord te hebben: na vijftien jaar speelt de Vlaamse Opera terug een operette, met niemand minder dan Koen Crucke in een van de bijrollen. Paradepaard van dienst is een van de toppers uit het genre, namelijk "Die Lustige Witwe" van Franz Lehár. Tot 23 februari is de voorstelling te zien in Gent en tussen 29 april en 14 mei bespeelt ze de Borgerhoutse zaal Roma.

Twintig miljoen...

"Die Lustige Witwe", gecreëerd in 1905, koppelt geniale melodieën aan een kleurrijke orkestratie en aan een vrij eenvoudig liefdesverhaal dat zich afspeelt op de Hongaarse ambassade in Parijs. Centraal staan de verwikkelingen tussen twee koppels: Hanna Glawari en graaf Danilo, en Valencienne en Camille de Rosillon. Valencienne is de jonge echtgenote van Baron Mirko Zeta, maar laat zich ondertussen de verleidingen van Camille welgevallen. Wanneer de mensen ter ore komt dat de rijke weduwe Hanna Glawari, met een erfenis van twintig miljoen in de koffer, naar Parijs komt, schiet het hele gezelschap in actie: Glawari moet met een Hongaar trouwen, om zo de erfenis in Hongaarse handen te houden. Daarvoor schakelt Zeta graaf Danilo in, een oude liefde van Hanna Glawari. Aanvankelijk lijkt het of Danilo en Hanna niets meer van elkaar moeten weten, maar zoals het een goede operette betaamt, eindigt "Die Lustige Witwe" met een happy end.

Interessante ideeën, weinig coherentie

Regisseur Lee Blakeley zegt in zijn regie de handeling te verplaatsen naar de jaren '30 van de twintigste eeuw, maar écht duidelijk wordt dat enkel aan het begin van het tweede bedrijf. Op dat moment worden de jongemannen op scène uit hun dansen en feesten weggeplukt door soldaten, allicht om naar het front te gaan. Het niet bijster smaakvolle paviljoentje waarin Camille en Valencienne zich verstoppen kan eventueel ook nog weggelopen zijn uit die periode, maar voor de rest zijn er geen opvallende referenties aan de tijdsgeest. Behalve de korte scène met de soldaten heeft Blakeley nog een boeiende vondst die in zijn regie centraal staat: het toegevoegde personage van de oude Hanna Glawari. Zij staat in die zin buiten de regie, dat de hele voorstelling voor haar een flashback is. Dat levert mooie beelden op, zoals bij voorbeeld wanneer zij met Danilo begint te dansen, terwijl de jonge Hanna van op de zijlijn toekijkt. Afgezien van deze ideeën, levert Blakeley echter een vrij traditionele regie af, die zich afspeelt tegen een ietwat overladen decor dat als enige bewegende element een centrale draaischijf heeft, waarop nu eens gedanst wordt, dan weer Danilo zijn roes uitslaapt. Of Blakeley een coherente visie op het stuk heeft, valt echter niet op te maken uit zijn productie.

Zangers zonder regie,...

Wat het regisseren van de zangers betreft, stoot Blakeley op een van de grote problemen van operette. Dit genre vraagt immers een gelijke behandeling van de gezongen nummers en van de soms lange Duitse dialogen. Wanneer er in die dialogen dan geen duidelijke acteursregie te bespeuren is, is het afhankelijk van de zanger of acteur in kwestie of het boeiend blijft. Zo straalt Koen Crucke in de rol van ambassadeur Njegus uit dat hij oervertrouwd is met dit genre. Hij moet niet al te veel doen, maar wat hij moet doen doet hij met perfect gevoel voor humor en timing. Bij een 'echte' operazangeres als Cheryl Barker (Hanna Glawari) is echter van het gezicht te lezen hoezeer ze gewrongen zit met de Duitse tekst, en hoeveel moeite ze heeft om vlot te lijken. Ze mag dan nog zo mooi zingen, dit gebrek aan lichtheid en zwier doet haar de das om. Ook het Duits van Tommi Hakala (Graaf Danilo) is niet echt idiomatisch te noemen, maar hij speelt zijn dialogen wel met de nodige flair en overtuiging, zodat zijn karakter in tegenstelling tot dat van Barker wél geloofwaardig overkomt. Met zijn warme baritonstem, die haar glans behoudt in de tenorregionen van deze rol, domineert hij moeiteloos de rest van de cast. Bij de kleinere rollen zet tenor Matthias Klink een zachte en mooie Camille de Rosillon neer, al vecht hij hoorbaar met de aartsmoeilijke tessituur van deze rol. Als zijn Valencienne laat Hendrickje Van Kerckhove (met het beste Duits van de voorstelling) horen dat ze beschikt over een schitterende sopraan met parelende hoogte, al heeft ze soms moeite om niet door het orkest overstemd te worden. Dat orkest, in handen van de Belg Michel Tilkin, presteert nogal wisselvallig. Ze beginnen vol enthousiasme, wat voor veel zwier zorgt, maar houden die spanning niet vast. Op de beste momenten haalt Tilkin glinsterende kleuren uit de orkestbak, op mindere momenten klinkt alles wat oppervlakkig en jammer genoeg niet altijd zuiver.

Dat de Vlaamse Opera opnieuw operette brengt, kan alleen maar toegejuicht worden. Of deze voorstelling het stof dat soms op het genre lijkt te liggen er kan afblazen blijft daarentegen een open vraag.

Meer over Solisten, koor en orkest van de Vlaamse Opera olv. Michel Tilkin


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.