Na feestelijkheden in Londen en Parijs hield de verjaardagstournee van The Ex op vraag van Les Ateliers Claus halt in de Brusselse Brigittinekerk waar de groep met een hele reeks collega’s teruggeblikte op drieëndertig jaar punk, rock en meer. Veel meer.

Het programma viel uiteen in twee grote delen, voorafgegaan door een intro en afgrond met een apotheose waarvoor The Ex zelf tekende. Na een kort concert van het Britse multimediacollectief Jackdaw With Crowbar werd de kaart van de vrije improvisatie getrokken. Rietblazer Ab Baars en trompettist Peter Evans, beiden aangekondigd als vervangers in Brass Unbound, de blazerssectie waarmee The Ex al enkele jaren samenwerkt, beten de spits af. Volledig aan de linker kant van het podium geparkeerd, klonk het duo ondanks de kleine bezetting heel gevarieerd. Baars en Evans zijn nu eenmaal muzikanten waarmee het verschillende richtingen uit kan . Bij de Nederlander helpt het dat hij met verschillende instrumenten uit de voeten kan en voor Evans is het zijn fenomenale techniek die barrières sloopt. Hoe ver dat kon gaan, kreeg het publiek in Brussel snel te horen.

Peter Evans (foto: Les Ateliers Claus)
Peter Evans (foto: Les Ateliers Claus)
De keuze van Baars om te beginnen op de oosterse shakuhachi was een gewaagde zet. Het zachte timbre van dit fluitachtig instrument stelde Evans meteen voor de uitdaging om een reactie te vinden op het delicate geluid. Bovendien koos Baars voor hese, mistige klanken, waardoor het initiatief helemaal in de richting van de trompettist verschoof. Die vond echter meteen de juiste dynamiek en toon. Met zachte en hoge lijnen op piccolotrompet klonk hij al even kwetsbaar als zijn collega, waarmee hij de oosterse sfeer van diens klankkleur intact liet en zelfs nog versterkte.

Het gewoon scheppen van een sfeertje was voor Baars en Evans echter niet voldoende. In elk stuk dat ze in hun korte set speelden, slaagden ze erin het geluid naar het einde toe te laten vervellen. Zo verschoof de contemplatieve sfeer van het begin naar een van spanning zwanger geluid, waarvoor Evans een ventiel uit zijn instrument haalde om zo de lucht een vrijer verloop te gunnen. Hierdoor verdween de vaste toonhoogte uit zijn spel, waardoor dat veel abstracter werd.

Het tweede stuk werd op een heel andere manier op gang getrapt. Baars opteerde voor de klarinet en zat samen met Evans meteen in een scherp en hoog register dat meer dan eens tegen de menselijke pijngrens aanschurkte. Lang bleven de twee echter niet in deze sfeer hangen, want net als in het eerste stuk sloeg de muzikale barometer om. Dit keer wierpen ze zich op nerveuze bewegingen waardoor de bedachtzame atmosfeer van het begin van de set verder weg leek dan ooit. Die kwam enigszins terug in het slotstuk waar Baars en Evans een abstracte soundscape neerlegden. Evans reutelde, kraakte en blokte zijn eigen klanken af waarvoor hij alle ruimte kreeg van de typische holle, op de grens van klassiek blazen en overblazen balancerende tenorsax. Even later plooide de muziek terug in een zachtere en fijnere klank waarna een plotse versnelling abrupt afgebroken werd en de korte set van Baars en Evans onverwacht tot stilstand kwam. Met drie miniatuurtjes op niet meer dan een kwartier hadden de twee niet alleen een heel scala aan intensiteiten bovengehaald, ze hadden meteen de lat erg hoog gelegd voor de rest van het programma.

De eersten die er over mochten proberen te geraken, waren de jonge honden van Cactus Truck. Dat saxofonist John Dikeman, (bas)gitarist Jasper Stadhouders en drummer Onno Govaert het niet met dezelfde detailgevoeligheid gingen proberen was niet moeilijk om raden. De drie gingen als vanouds voor de frontale impact. Van meet af aan werd het gaspedaal ingeduwd, niet zozeer qua snelheid, maar wel met decibels. De stevige uithalen van Govaert en de dokkerend klodderende bas van Stadhouders leverden de continue golfstroom waarop Dikeman kon surfen. Hij kreunde, kermde en scheurde weer alsof het de laatste keer was dat hij mocht spelen. Keer op keer nam hij een aanloop om zich in de onder en rond hem kolkende klankmassa te gooien. Veel evolutie was er in dat amalgaam echter niet bespeuren. Alleen Govaert schakelde af en toe even terug (en terug bij), daarin vaag gevolgd door Dikeman, maar verder dan deze hobbeltjes in de intensiteit ging het drietal niet.

Cactus Truck (foto: Les Ateliers Claus)
Cactus Truck (foto: Les Ateliers Claus)
Pas in het tweede stuk kwam er meer ruimte in het geluid, waarbij vooral de glijdende gitaar van Stadhouders de aandacht opeiste. Als straalbezopen liet hij de gitaarnoise strompelen en waggelen, alsof die bij elke beweging opnieuw uitschoof. Govaert en Dikeman deden echter weinig met deze input en naar het einde koos de band dan maar weer het ruime, energieke sop.

Ook het derde stuk was eerder stevig van snit, maar deze keer was het Dikeman die een andere insteek vond. In plaats van knoerthard blazen, koos hij voor razendsnelle bewegingen die door de intrede van Stadhouders opnieuw meegezogen werden in de maalstroom van onderaards gedonder. Na een klein half uur leek de band wel uitverteld. Bij momenten indrukwekkend miste Cactus Truck de persoonlijkheid van het voorgaande tweetal. Stevig, maar (nog) niet persoonlijk pakten ze echter wel de Brigittinekerk in die duidelijk gevuld was met het publiek dat wel van een decibelletje meer hield.

Wie alleen daarvoor gekomen was, zou in het tweede deel van de avond wat op zijn honger blijven zitten. Na de vrije improvisatie was het immers de beurt aan de Ethiopische delegatie. Al meer dan tien jaar reizen de leden van de band naar het Afrikaanse land om muzikanten te ontdekken, er mee samen te spelen en er muziek van uit te brengen op hun eigen label Terp.

Voor de soloset van Zerfu Demissie vroeg The Ex-zanger Arnold De Boer (die de avond met even sympathiek als gebrekkig Engels en Frans aan elkaar praatte) het publiek om zo dicht mogelijk bij het podium te komen. De muziek die Demissie uit de manshoge lier haalde was immers “best wel zacht”. Nu bleek dat probleem door de versterking nogal mee te vallen, al leverde de combinatie van lier en zang zeker in het begin wel wat ongevraagde feedback op.

Dat Demissie tot achter in de zaal perfect hoorbaar was, lag echter evenzeer aan zijn instrument. De diep resonerende klank hield het midden tussen Tibetaanse keelzang, een dreinende draailier en een zoemende horzel. Vooral de basnoten vibreerden met een indrukwekkende rijkdom aan boventonen, waardoor ze moeiteloos de hele ruimte vulden.

Zerfu Demissie (foto: Les Ateliers Claus)
Zerfu Demissie (foto: Les Ateliers Claus)
Het instrument waarop Demissie speelde was zo groot dat hij het met een hand diende rechtop te houden, waardoor er maar een hand overbleef om te tokkelen. Van het verkorten of manipuleren van snaren was dus geen sprake, waardoor de keuze aan toonhoogtes beperkt bleef tot de tien basisklanken van de snaren. De muziek van de lier was dan ook in de eerste plaats bedoeld als begeleiding bij Demissie’s prevelende zang. Daarvoor speelde hij riffs die voor westerse oren bepaald uitdagend klonken. De vreemde melodische kronkels en de ongewone stemming van het instrument bezorgden de muziek een haast atonaal karakter en hoe regelmatig de verschillende patronen ook herhaald werden, de scherp gespeelde ritmiek klonken vaak vreemd en hoekig. Alleen de stevig vibrerende, net niet voelbare bastonen gaven de luisteraar houvast en stonden als ijkpunten in de voor de rest bevreemdende sound.

De luisteraars die even ervoor goedkeurend gebruld hadden na de set ven Cactus Truck brachten echter de concentratie op om ook het korte optreden van Zerfu Demissie te waarderen. Eenkennigheid kon het in elk geval niet verweten worden, maar dat is dan weer niet zo vreemd voor muziekliefhebbers die The Ex enkele jaren (of wie weet zelfs enkele decennia) volgen.

Desondanks was de tweede act uit Ethiopië geen safe bet. Met de combinatie van traditionele Ethiopische muziek en dans was de groep Fendika een act die eerder in de clubtent van Sfinks te verwachten was, dan op het verjaardagsfeestje van een rockband. De muzikanten en dansers van Fendika pakten echter het publiek in zoals nog niemand hen dat die avond had voorgedaan, zelfs in die mate dat het “alternatieve” publiek tot twee maal toe gewillig ging zitten, om op het juiste moment mee op te veren.

Muzikaal was de set van Fendika heel wat herkenbaarder dan die van Zerfu Demissie. Met traditionele percussie, masinko en zang zat de groep in het hart van wat in Europa doorgaat als Afrikaanse muziek: repetitief, eenvoudig, maar dodelijk efficiënt. De melodieën van de karir en de zanglijnen waren opvallend catchy en zo sober als de percussie inzette, zo groovend en rijk werd die naar het einde. Bovendien werd alles heel scherp en exact gespeeld, inclusief de breaks in de percussiepartij, waardoor Fendika ook muzikaal de moeite waard werd.

De bewegingen van de danseres en de danser (Melaku Belay, leider van de groep en al eerder op tour met The Ex) sloten opvallend mooi aan bij wat de muzikanten lieten horen: de veranderingen in de percussie gingen gepaard met evoluties in de bewegingen. Voor groot spektakel was op het podium geen plaats, maar de exact en soepel ter plaatse  uitgevoerde bewegingen oogden opvallend elegant. Hier en daar werden de dansduetten zelfs kleine theaterstukjes waarbij de twee actoren een imaginair verhaal leken weer te geven.

Voor elk stuk wisselden de dansers van kledij die doorgaans ook in kleur contrasteerde. Het goud-geel en wit droegen bij tot de authenticiteit van het optreden, wat iets minder gold voor de rode debardeur die Belay boven een wit hemd drapeerde, zeker in combinatie met de Captain Caveman-achtige pruik en baard die hij er bij sleurde.

Hoe voorspelbaar en klassiek Afrikaans de set van Fendika ook oogde en klonk, de drive, de souplesse en de aanstekelijkheid ervan verhieven het optreden ver boven de couleur locale middelmaat. Wat de groep bracht werd zo onweerstaanbaar amusement, ook voor wie het doorgaans niet zo met Afrikaanse muziek heeft.

De muzikanten van Fendika zouden ook later nog op het podium verschijnen, in eerste instantie als begeleiders van het Circus Debre Berhan, maar ook tijdens de afsluitende set van The Ex. Het was interessant geweest om Terrie Ex, de enige overblijver van de bezetting waarin de band in 1979 ontstond, te vragen hoe hij het ervoer om in een kerk te spelen. Huizen van geloof, zelfs als ze ontmanteld en omgebouwd zijn tot een cultuurhuis, waren aanvankelijk niet het natuurlijk biotoop van de uit een krakerbeweging ontstane punkgroep. Ook akoestisch riep de combinatie wel wat vragen op en die bleken zeker in het begin van het optreden van The Ex niet zonder reden.

Fendika (foto: Les Ateliers Claus)
Fendika (foto: Les Ateliers Claus)
The Ex deelde voor het slotoptreden het podium met de vierkoppige blazerssectie Brass Unbound, met naast de reeds eerder te horen Evans en Baars ook vaste waarden Wolter Wierbos op trombone en Ken Vandermark op bariton- en tenorsax. Van de inbreng van deze vier gretige improvisatoren viel aanvankelijk weinig te genieten. Het geluid van de blazers verzoop in de rijke reflectie van het gebouw, waarvan  ook de ritmische scherpte van The Ex zelf het slachtoffer was. Naderhand klaarde de mist wat op, maar echt helemaal goed was het geluid uiteraard niet te krijgen. Wel werd duidelijk dat de partijen van Brass Unbound bij momenten meer waren dan krachtige stoten die de power verder moesten opdrijven. Strak afgebakende blokken van vrije improvisatie en voorzichtige aanzetten tot polyfone arrangementen maakten duidelijk dat de aangevoerde muzikanten geen excuus waren om “eens iets anders” te doen. Daarvoor is de samenwerking tussen Brass Unbound (weliswaar in een licht andere bezetting) en The Ex ook al wat te ver geëvolueerd, uiteraard.

Dat het tot even voor middernacht geduurd had (tegen de laatste shows had het programma wat vertraging opgelopen), maakt het rocken van The Ex er alleen maar meer welkom op. De ongecompliceerde, recht voor de raap gitaarmuziek leek de catharsis van de avond, na alle abstracte improv en Afrikaanse klanken. De doorrollende groove en de aanstekelijke riffs klonken opvallend fris. De energie van de muzikanten was ontwapenend om zien, alsof de leden van The Ex meer plezier hadden in het geven van cadeautjes dan in het ontvangen en openmaken ervan.

In de nummers uit de laatste cd ‘Catch My Shoe’ zoals ‘Maybe I Was The Pilot’ en ‘Double Order’ twinkelden de gitaren als likembe’s, waardoor het Afrikaanse element op heel natuurlijke wijze werd binnengesmokkeld. Drumster Katherina Bornefeld nam de microfoon over van Arnold De Boer voor een door de blazers tot stompende en beukende proporties opgevoerde versie van ‘Hidegen Fújnak A Szelek’. Wolter Wierbos amuseerde zich te pletter en liet zijn trombone enkele malen vervaarlijk op één hand balanceren. Dat kan rock’n’roll dus doen met een jazzmuzikant, ook al is dat label te beperkend voor de nog steeds gretige landgenoot van de meeste Ex-ers.

Het was echter met ‘State of Shock’ dat de zaal voor het eerst uit haar dak ging. Het publiek zou nooit meer echt uit deze staat geraken, zeker niet toen de Ethiopiërs terug ten tonele verschenen voor  ‘Eoleyo’ waarop meteen de eerste crowdsurfer gespot kon worden. Het ging er in dat nummer bij momenten heftig aan toe op het podium, zelfs in die mate dat gitarist Andy Moor even centraal op het podium stapte om iedereen terug in het gareel te krijgen.

De energie ging er niet onder leiden en met de blazers en de Afrikaanse muzikanten ontwikkelde The Ex een verzengend trance-spel dat werd doorgetrokken tot en met het eerste bisnummer. Voor het tweede en laatste kwamen alleen de vier muzikanten van The Ex terug om afscheid te nemen. Het was tenslotte hun verjaardagsfeestje dat met optredens in Utrecht en Amsterdam nog loopt tot en met 22 december.

Meer over The Ex 33⅓ Years


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.