De ‘Membra Jesu Nostri’, of ‘ledematen van onze heer Jesus’, een cyclus van zeven korte cantates van Dieterich Buxtehude (1637-1707), is een werk dat de onderscheiding van ‘eerste Lutheraans oratorium’ mag dragen. Het ontstond in opdracht van de Zweedse edelman, organist en kapelmeester Gustav Düben,een goede kennis van Buxtehude is wiens bezit nadien heel wat van Buxtehude’s muziek is terecht gekomen.

De zeven korte cantates beschrijven elk een lichaamsdeel van de gekruisigde Jesus Christus: voeten, knieën, handen, flanken, borst, hart en gezicht. Deze devotionele muziek werd symmetrisch gestructureerd, in cantates die openen met een korte, instrumentale sonata, gevolgd door een koorgedeelte, een driedelige aria voor solostemmen en een slotkoor.

De ‘Membra Iesu Nostri’ is ondertussen Buxtehudes bekendste werk geworden, en men vindt het, in tegenstelling tot talloze andere van zijn cantates en sonates, meermaals op concertprogramma’s terug. In de integrale opnamereeks van Buxtehudes muziek, die Challenge Records uitgeeft onder de naam ‘Buxtehude – Opera Omnia’ kan het dus niet ontbreken, in een verse opname door Ton Koopmans Amsterdam Baroque Orchestra and Choir.

De verschillen met vorige opnames worden opgesomd in het cd-boekje: Koopman koos voor een opname in 465hz, een halve toon hoger dus dan de moderne orkeststemming en een hele toon hoger dan een standaardbarokstemming op 415hz. Het zorgt voor een broos maar helder klankbeeld. Die hogere stemming doet de sopranen uit het koor overigens wat gespannen klinken, zoals aan het eind van ‘Ad Genua’, waar de hoogste noten bij de dames een beetje moeizaam klinken en zo iets smekend krijgen. Tegenover die ijlere klank staat wel dat het koor op een overtuigende manier met Buxtehudes harmonie omgaat, dissonanten scherp in de verf zet en melodielijnen transparant naar voren brengt. Die zuiverheid kenmerkt trouwens ook de solisten-ensembles, waarbij telkens drie van de solozangers perfect door elkaar in balans gehouden worden.

De continuo, die bestaat uit orgel, violone en luit is vaak de motor achter deze muziek, dankzij het ritmische getokkel in de luit, een instrument dat op al te weinig barokopnames hoorbaar is maar hier een mooie rol toebedeeld krijgt. Zoals op eerdere Buxtehude-opnames gehoord kon worden, improviseert de continuo ook hier naar hartelust.

Sopraan Siri Karoline Thornhill zingt haar solo’s met een welluidende, rijke stem die een gezonde dosis inlevingsvermogen verraadt. In vergelijking komt de stemkleur van tweede sopraan Dorothee Wohlgemuth vlakker en scherper over, zonder dat ze dezelfde sappigheid in haar interpretatie kan leggen. Klaus Mertens, die de baspartij vertolkt maar vooral tenor Jörg Dürmüller zingen met veel inlevingsvermogen en slagen erin om op menige plaatsen, zoals in het ‘Ad Pectus’ een ingehouden tragiek in Buxtehudes muziek te leggen.

Buxtehude mag een van de meest onderschatte componisten heten, want zijn prachtige muziek blijft steeds wat in de schaduw van die van Bach staan. Deze ‘Membra Jesu Nostri’ bewijzen echter, zeker in deze zuivere en spontane uitvoering, waarom een jonge Bach bereid was om te voet naar Lübeck te trekken om zijn oudere collega aan het werk te horen en waarom voor het nageslacht, Buxtehude’s muziek niet voor die van Bach hoeft onder te doen.

Meer over Dieterich Buxtehude


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.