Solowerken voor altviool zijn eerder zeldzaam: het grote broertje van de standaard viool werd tot aan het begin van de negentiende eeuw doorgaans gewoon door violisten bespeeld en nodigde niet zo erg uit om solosonates of –concerti voor te componeren. Aan het begin van de twintigste eeuw begon daar verandering in te komen, daarvan getuigen onder meer de drie suites voor altviool solo van Max Reger uit 1915 – de laatste uitgegeven composities van de componist. Reger baseerde zich bewust op voorbeelden uit de barok (een tijd waarin zulke solowerken voor strijkinstrumenten niet ongewoon waren) maar de keuze van altviool als solo-instrument en Regers romantische taalgebruik verraden werken van een componist die compositorisch evenzeer vooruit als achterom keek.

Om Regers drie suites te begeleiden, koos de Duitse altvioliste Tabea Zimmermann de eerste twee van Bachs zes suites voor cellosolo. Van Bachs cellosuites bestaan bewerkingen voor talloze instrumenten en die zijn lang niet allemaal even geslaagd maar het spreekt vanzelf dat in een bewerking voor altviool (een bewerking die weinig meer doet dan de werken een octaaf hoger transponeren) Bachs muziek lang niet slecht overkomt.

Regers solosuites zijn absolute meesterwerken en Tabea Zimmermann houdt een warm pleidooi voor deze muziek, die buiten de altvioolwereld slecht gekend is. Max Reger staat bekend in de muziekgeschiedenis als een man met een vrij moeilijk karakter, die soms erg cerebrale laat-romantische muziek kon schrijven maar in zijn suites voor altviool laat hij een natuurlijk melodische en erg ritmische kant van zichzelf horen. Die ritmische kant vindt mooi uiting in Zimmermanns interpretatie, waarbij scherp en actief gearticuleerd wordt. Het 'Allegretto' uit Regers tweede suite is een mooi voorbeeld van de spitse, contrasterende manier waarop Tabea Zimmermann deze suites vorm geeft, net als de uitdagende Hongaarse ritmes in het 'Vivace' van de derde suite.

Het eerste deel van Bach suite in G majeur wordt vrij snel en vlotjes gespeeld en dat vlotte tempo heeft een uitvoering op altviool ook ongetwijfeld nodig, want het eerste dat opvalt aan deze suites is natuurlijk dat Zimmermanns instrument niet de natuurlijke, diepe sonoriteit van een cello bezit. Ook de verschillende dansen die op de 'Prélude' van beide suites volgen krijgen doorgaans een snel karakter mee, zoals blijkt uit de 'Allemande' uit de eerste suite. De 'Sarabande' uit die eerste suite draagt echter precies dat slepende in zich dat deze barokke dans zijn typerende karakter geeft en Tabea Zimmermann slaagt er wonderwel in om haar instrument met evenveel overtuiging en resonantie te laten klinken als een lager gestemde cello. Bachs tweede cellosuite in d mineur krijgt verder een over het algemeen erg bewogen uitvoering mee, met twee menuetten, een 'Gigue' en een 'Courante' die vol bravoure Zimmermanns technische vaardigheid demonstreren.

Dit is een prachtige cd die niet alleen door kenners en altviolisten beluisterd hoeft te worden maar ook liefhebbers van zowel negentiende-eeuwse als barokmuziek kan bekoren door haar prachtige uitvoering en originele keuze van werken. Tabea Zimmermann is een van de grootste altviolisten van deze tijd en wie deze heerlijk gevarieerde, soepel uitgevoerde opname hoort, weet meteen waarom.

Meer over Max Reger, Johann Sebastian Bach


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.