Prokofiev en vooral Rachmaninov schreven het gros van hun kamermuziek natuurlijk voor het instrument dat ze zelf erg virtuoos beheersten en dat was de piano. Toch schreven beide componisten een sonate voor cello, zij het dan in omstandigheden die nauwelijks meer verschillend konden zijn. Rachmaninovs sonate was een van de eerste werken die hij neerpende in 1901 na een lange depressie vanwege de slechte ontvangst van zijn eerste symfonie. De sonate is evenzeer symfonisch gedicht als sonate en de piano speelt een evenwaardige vaak zelfs veel meer virtuoze rol dan de cello. Prokofievs cellosonate dateert van bijna vijftig jaar later. In 1948 werd de zevenenvijftig jarige componist zwaar onder vuur genomen door de communistische partij die protesteerde tegen het verfoeilijke westerse 'formalisme' van zijn composities. Zoals vele van zijn tijdgenoten probeerde Prokofiev de lijn van de officiële ideologie na te streven in zijn grootschalige werken, terwijl hij zijn meer persoonlijke, opstandige gevoelens tot het genre van de kamermuziek beperkte. Weinig verrassend dan, dat zijn cellosonate uit 1949 qua sarcasme niet voor Prokofievs tijdgenoot Shostakovich hoeft onder te doen. Twee transcripties van Rachmaninov maken deze plaat af. De bekende 'vocalise', met haar lange, melancholische melodielijnen past de cello als gegoten. De achttiende variatie uit de Paganini Variaties opus 43, oorspronkelijk voor piano en orkest is een minder voor de hand liggende keuze. De introspectie die van deze variatie uit gaat doet het echter zeker even goed in de meer intieme combinatie van cello en piano.

Het cellospel van Gautier Capuçon en de zachtaardige klank die hij uit zijn instrument tovert zijn een plezier om naar te luisteren. Zo bewijzen enkel al de eerste noten van de (achttiende variatie van de) Paganini Variaties een muzikaliteit die niet iedereen gegeven is. Hij mikt op precies het juiste tempo om de openingsmelodie van Prokofievs sonate, in het laagste register van zijn instrument, dat ongemakkelijke, enigszins bedreigende karakter te geven. De hamerende ritmische formules bij zowel cello als piano wordt traag uitgespeeld en krijgen bij momenten een haast hypnotiserend karakter. In het korte middendeel komt de goede opnamekwaliteit ten volle tot zijn recht, waarbij de pizzicati van de cello en de karige maar nerveuze begeleiding van de piano uiterst stil weergegeven worden. Met bijna overdreven accentueringen en melodieën die bol staan van de maniërismes komt de bijtende ironie van Prokofievs muziek hier duidelijk naar voren.

Rachmaninovs cellosonate wordt erg symfonisch gedacht. Dit lange werk bezit hier dan ook haast epische kwaliteiten, met een finale die haar spanning tien minuten lang hoog houdt. Brede melodielijnen worden gepast rubato gespeeld, vaak met het nodige drama maar zonder dat tedere momenten hieronder lijden; Rachmaninovs muziek wint veel bij een vaak introverte aanpak zoals hier. Het heftige middendeel bezit de koortsachtige spanning van Schuberts 'der Erlenkönig', met nerveuze bassen in de piano, korte, verkapte frasen in de cello en bruuske uitschieters in beide instrumenten.

Enige (kleine) minpuntje is dat het wat jammer is dat de cello af en toe op de voorgrond treedt waar men liever wat meer piano gehoord had, zoals ook tijdens passages in de bekende 'vocalise' waar de piano onmiskenbaar de hoofdstem speelt. Maar verder blijft deze een absolute aanrader die aan warm pleidooi houdt voor deze twee twintigste-eeuwse Russische sonates.

Meer over Sergei Rachmaninov, Sergei Prokofiev


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.