Op de jaarlijkse zomerfestivals gewijd aan jazz ziet men ze vaak genoeg opduiken: oude knarren die ofwel motorisch zodanig ontregeld zijn dat ze amper nog een melodie bij elkaar kunnen tokkelen, ofwel niet meer genoeg longinhoud hebben om een degelijke improvisatie bij elkaar te blazen. De uitzondering die de regel bevestigt, mag Wayne Shorter heten. Met een curriculum vitae dat melding maakt van Art Blakey's Jazz Messengers en Miles Davis’ tweede kwintet over Weather Report tot een samenwerking met de Rolling Stones, zou Shorter gerust een naam kunnen zijn die organisatoren op de affiche te zetten om een publiek te lokken dat “hem toch een keer live moet gezien hebben voor hij sterft”. Mensen die zich dergelijke uitspraken laten ontvallen, zijn niet zelden al tevreden als ze de ruïne zien van wat eens een imposant iemand was: meer dan om de muziek is het die festivalgangers te doen om een soort archeologische excursie, het zien en horen van de restanten van een figuur die uiteindelijk, net als iedereen, ten prooi valt aan aftakeling. Niet zo echter voor wie Wayne Shorter, die het laatste decennium meer dan eens Gent en Antwerpen aandeed, in levende lijve aan het werk ziet. Keer op keer laat hij immers zien dat hij zichzelf met de jaren niet zomaar loopt te verslijten, maar veeleer steeds imposanter, mythischer proporties aanneemt.

De titel van Shorters laatste album, ‘Without a Net’, is een statement. Alleen een muzikant die zeker is van zijn stuk durft zonder vangnet spelen, heeft het lef om op tachtigjarige leeftijd nog steeds de koorddanser zijn die een delicate evenwichtsoefening volbrengt, met drie collega’s die uit verschillende windrichtingen allerhande afleidingsmanoeuvres op de artiest afvuren. In deze band dus geen brave sessiemuzikanten die de leemtes die de kopman laat vallen met de meest voorspelbare loopjes of hapklare ritmes invullen, kwestie van toch zeker hun frontman niet naar de kroon te steken voor wat inventiviteit betreft. Shorter heeft enerzijds teveel achting voor zijn publiek om het een concert te laten bijwonen waarin hij de enige persoonlijkheid is die er toe doet en anderzijds is hij zelf tot op vandaag een avonturier gebleven, iemand die een set waarin hij niets heeft opgestoken als een verloren kans ziet. De inmiddels reeds jaren lang stand houdende samenwerking tussen pianist Danilo Perez, contrabassist John Patitucci en drummer Brian Blade blijft alleen overeind onder deze voorwaarde: dat alle betrokken partijen elkaar blijven inspireren en voluit kunnen gaan, met in acht name van elkaars beperkingen, zonder dat die echter een grens moeten vormen die de ander niet mag overschrijden.

De muziek die dit kwartet de laatste jaren ten gehore bracht, bestond voornamelijk uit lang uitgesponnen fantasieën, breed meanderende escapades, bijna ritualistische belevenissen waarin materiaal van de een door de ander als opstap werd gebruikt naar een nieuw luik van het geheel, dat in zijn totaliteit in het moment leek ingebed. Verschillende minuten konden verstrijken zonder dat Shorter zelf een rol opeiste: hij luisterde dan aandachtig, met de ogen gesloten, om wanneer hij de tijd rijp achtte opnieuw in te pikken, het verhaal een nieuwe wending te geven, de stroom op een dam te laten afketsen en zo opnieuw de druk op een manier te doen toenemen. Zo werd de legende, omringd door briljante muzikanten die tientallen jaren jonger zijn, min noch meer dan een schakel in het kwartet, dat bij toeval zijn naam leek te dragen, waarop hij kortom nooit radicaal zijn geluid wilde drukken. Anders ligt dat echter op zijn laatste album, een bundeling van composities waarop Shorters sopraansax zeer nadrukkelijk aanwezig is. Zijn energie, vindingrijkheid en vermogen om een groepsimprovisatie met enkele welgemikte kreten boven het kookpunt te brengen, maken van elk van de negen stukken parels van formaat. De expliciete aanwezigheid van Shorter betekent immers niet dat Perez, Blade of Patitucci naar het achterplan verdwijnen. Het allesverslindende ‘Flying Down to Rio’ is het bewijs bij uitstek dat de consistentie van het kwartet ontleend is aan het unieke contact tussen de vier componenten, waarbinnen elke entiteit onvervangbaar is.

Als vanouds fluit Shorter hier en daar een wijsje, wat live minder als een faits divers overkomt. De houtblazers (The Imani Winds) die voor het ruim twintig minuten durende ‘Pegasus’ komen opdraven, interpreteren niet feilloos. En zeker, er is een tijd geweest waarin Shorter met grotere trefzekerheid een toon kon aanblazen op tenor, of poëtischer uit de hoek wist te komen op sopraansax. Niettegenstaande ‘Without a Net’ geen vlekkeloos album is en de liefhebbers er acht zure jaren hebben op moeten wachten, getuigt het wel degelijk van het feit dat Shorter nog geen witgekalkt monument is, maar een scheppend genie dat nog altijd vooruit wil, balancerend op de zijden draad die het leven voor hem spint. Zonder vangnet, omdat niemand deze man voorlopig uit zijn lood kan slaan.

Meer over The Wayne Shorter Quartet


Verder bij Kwadratuur

Verder bij Spotify
Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.