Kwadratuur interview

Op zijn 20ste speelde Jason Stein gitaar in een straight jazzcombo dat te horen was in restaurants van Montana. Na het horen van Eric Dolphy wandelde hij een muziekwinkel binnen om terug buiten te stappen met een basklarinet onder de arm. De dag na de aanschaf gebruikte hij het instrument meteen tijdens een optreden. Nu is de basklarinet Steins enige instrument. In 2009 verscheen een soloalbum en vorig jaar kwam ‘Three Kinds of Happiness’ uit, het derde album van Jason Stein’s Locksmith Isidore, het trio met bassist Jason Roebke en drummer Mike Pride.

Als je speelt, zeker op je soloalbum, klink je vaak als iemand die de klankmogelijkheden van de basklarinet wil onderzoeken en de beperkingen overwinnen. Is dat je bedoeling?

Elk instrument heeft ingebouwde beperkingen en de basklarinet heeft natuurlijk een traditie van klankexploratie, maar ik denk eigenlijk niet in termen van beperkingen die ik wil overwinnen. Het gaat mij meer om geluiden en ideeën die ik uit het instrument probeer te krijgen. Als ik me dus op de een of andere manier identificeer met de traditie die tegen de beperkingen “vecht”, dan is dat dus op een onbewuste manier.

(foto: Peter Gannushkin/Downtownmusic.net)
(foto: Peter Gannushkin/Downtownmusic.net)
Ik oefen veel en ben bijgevolg veel bezig met mijn ontwikkeling op het instrument. Dat is een van de dingen die ik het interessantst vind aan muziek spelen in het algemeen en aan de muziek die ik speel in het bijzonder: er is veel ruimte voor ontwikkeling. Elke dag probeer ik beter te worden en mijn relatie met de basklarinet uit te diepen, zoals je een persoon beter en beter leert kennen door er steeds langere gesprekken mee te voeren.

Bij een menselijke relatie kan er iets als verveling ontstaan. Zie je dat gevaar opduiken in je relatie met de basklarinet?

Dat zou kunnen en ik denk daar wel eens aan, maar momenteel krijg ik inspiratie uit zoveel verschillende hoeken dat ik in alle eerlijkheid kan zeggen dat ik nog nooit dat gevoel van verveling gehad heb. Dat heeft ook te maken met mijn persoonlijkheid. Ik blijf maar ideeën hebben waarmee ik aan de slag kan, dingen waarmee ik naar buiten wil komen. Er zijn nog zoveel dingen waar ik aan kan werken en als ik beter word op mijn instrument heb ik ook steeds het gevoel dat er nieuwe mogelijkheden opengaan.

Veel muzikanten maken muziek om de klank die ze in hun hoofd horen naar buiten te brengen. Is dat ook bij jou het geval?

Ja en ik denk dat dat zo is voor de meeste muzikanten, zeker diegenen die vrij improviseren. Bij die muziek zijn er zo weinig expliciete eisen, dus moeten die verwachtingen en het geluid van binnenuit komen. Zo laat ik mijn agenda bepalen door wat ik hoor en die dingen probeer ik dan uit de basklarinet te krijgen.

En hoe werkt dat dan als je solo speelt? Begin je met een vooraf bedacht idee of wacht je gewoon het moment af?

Als ik solo speel, is het meestal een combinatie. Een deel van mijn oefenen is het opbouwen van een vocabularium, iets waar mijn brein tijdens het spelen dan ook mee bezig is. Tegelijkertijd weet ik liever niet exact wat ik ga doen. Het kan wel zijn dat ik op voorhand weet in welke sferen ik me natuurlijk goed zal voelen, maar ik wil dat de dingen spontaan gebeuren en daarvoor vormt mijn “agenda” een algemene landkaart.

Op je soloplaat of in je oudere werk met Locksmith Isidore klink je vaak erg nerveus: constante beweging en weinig of geen rustpunten. Ben je van nature een onrustig iemand?

Ik speel op verschillende manieren hoor, afhankelijk van de situatie van de dag of afhankelijk van de band. Ik identificeer me dus zeker niet alleen met die nerveuze energie. Datgene waar jij naar verwijst, heeft gewoon te maken met mijn ontwikkeling. Een album als ‘Three Less Than Between’ (de vorige plaat van Jason Stein’s Locksmith Isidore, KVM) is tweeënhalf jaar geleden opgenomen en mijn frasering is sindsdien veel veranderd. Het heeft dus allemaal  eerder te maken met mijn zelfontwikkeling op mijn instrument en beter weten wat ik wil doen. Dat ik nu meer tijd neem tijdens het spelen, heeft volgens mij te maken met volwassen worden op het instrument en als improvisator: je meer op je gemak voelen bij opnames.

Het is dus niet zo dat ik er echt over nadenk. Dat doe ik niet wanneer ik speel, dan probeer ik zo goed mogelijk bij mijn verbeelding te blijven en te spelen waar ik zelf naar zou willen luisteren. Dat gezegd, ben ik tevreden met wat ‘Three Kinds of Happiness’ geworden is. Het resultaat is een expressie van het groeien als muzikant.

De naam van je band, Locksmith Isidore, zou een hommage zijn aan je grootvader.

Het is geen hommage, maar de groepsnaam verwijst wel naar mijn grootvader aan vaders kant die Isidore heette en slotenmaker was in New York. Mijn vader stierf toen ik nog jong was en de naam van de band is een manier om die kant van mijn familie te exploreren. Het is een deel van wie ik ben en hoe ik geworden ben wie ik ben. Alle drie de platen van Locksmith Isidore hebben trouwens titels die verwijzen naar familieleden. Op ‘Three Kinds of Happiness’ staan ‘Crayons for Sammy’, een verwijzing naar mijn jongere broer, ‘More Done Gor Done’ (dat verwijst naar een andere broer) en ‘Little Bird’.

Er is echter geen directe verwantschap tussen de persoon waarnaar het nummer verwijst en de muziek. Het gebeurt eerder indirect: wanneer je schrijft zoek je inspiratie en dan neem ik bij voorkeur dingen waarmee ik een band heb. Zo is er ook een band tussen mijn werk en mijn persoonlijkheid, maar die is heel algemeen en eerder emotioneel.

In een radio-interview zei je dat de muzikale koerswijziging die op ‘Three Kinds of Happiness’ te horen is “de meest interessante richting” was die de groep kon nemen. Op welke manier was dit de meest interessante?

Toen de groep startte was het een heel andere band. Enerzijds bestond de groep voor onze eerste plaat ‘A Calculus of Loss’ uit mijzelf,  Mike Pride en een cellist, maar anderzijds waren we toen ook allemaal andere mensen. Wat we toen speelden, was een expressie van die tijd.

Voor de opnames van de nieuwe plaat deden we een kleine tour met muziek die ik geschreven had en die liet de groep gewoon horen zoals ik die wilde hebben klinken. Er was dus niet echt een bewuste keuze mee gemoeid: het was gewoon de muziek die ik toen wilde spelen.

Op ‘Three Kinds of Happiness’ klink je opvallend melodisch en wanneer je in het midden- en het hoge register speelt, lijkt het vaak alsof je op een gewone klarinet blaast. is dat een bewuste zet?

Niet echt, het is eerder het resultaat van de vorderingen die ik maak op mijn instrument. Kijk, het is moeilijk om een basklarinet in het hoge en middenregister gecontroleerd te laten klinken. Je krijgt daar al eens een heel vreemd, geforceerd geluid. Ik heb veel geoefend om die registers onder controle te krijgen, zodat het kan klinken zoals ik het wil en dat is blijkbaar meer als een gewone klarinet. Niet zo verwonderlijk natuurlijk, want in het hoge register van de basklarinet heb je gelijkaardige boventonen als bij een gewone klarinet.

Je mag dan nu melodischer spelen, een klassieke frasering of melodiebouw zijn niet te bespeuren. Zo ga je nagenoeg nooit voor een eenvoudige opbouw naar een hoogtepunt.

Jason Roebke, Jason Stein, Mike Pride
Jason Roebke, Jason Stein, Mike Pride
Ik doe het niet bewust hoor, maar ik weet wel wat je bedoelt. Wat melodieën betreft voel ik me sterk verwant met een bepaalde jazzsaxofonisten, zeker wanneer je spreekt van het idee van een climax. Mensen als Charlie Parker en Sonny Rollins zijn een grote invloed geweest. De manier waarop ze melodieën bouwen is niet gewoon opstijgen naar een climax. Het is meer gefocust. Het model van dingen gewoon naar een climax sturen is voor mij niet interessantst. Dat gezegd zijnde, speel ik zo soms wel live onder invloed van de energie in de ruimte, maar wanneer ik jazzachtige muziek speel, wil ik mijn ideeën meer gefocust hebben.

Heb je reacties gekregen van je publiek op je muzikale bocht?

Eigenlijk wel ja. Weet je, dit is een unieke groep. Onze drummer Mike woont in New York, een heel andere stad dan waar ik woon (Chicago, KVM) en dus is het telkens speciaal wanneer we kunnen samenspelen. De eerste keer dat we het nieuwe repertoire speelden, was de week voor we de opnames gemaakt hebben. Mike kwam over naar Michigan, waar we een belangrijk concert hadden als opener voor Roscoe Mitchell. Daarna deden we een tour van twee weken in Europa en de respons van de mensen die ons kenden, was goed.

Heb je bij het componeren soms bepaalde voorbeelden in je hoofd? ‘More Gone Door Gone’ is een blues, ‘Cash, Couch, and Casper’ lijkt naar Monk te verwijzen en bij ‘Little Bird’ moet ik steeds aan de standard ‘Darn That Dream’ denken.

Dat is opvallend, want mijn vrouw plaagt me altijd dat de melodie van ‘Little Bird’ haar doet denken aan ‘Polka Dots and Moonbeams’. Ik vind die verwijzingen niet erg, maar bewust zijn ze niet. Toch is Monk zeker een invloed: hij is een van mijn favoriete componisten. Er zijn trouwens al meer mensen die me op overeenkomsten tussen zijn en mijn stukken gewezen hebben, zelfs in zoverre dat ze na het concert kwamen vragen wat dat Monkstuk was dat we gespeeld hadden. Dat stoort me allemaal niet. Het is zelfs leuk om in die traditie te staan, zeker op een onbewust niveau. Het maakt nu eenmaal deel uit van mijn achtergrond. 

Bij het beluisteren van ‘Three Kinds of Happiness’ had ik soms de indruk dat jij eigenlijk stiekem graag een Cole Porter album zou willen maken, of iets echt sentimenteel.

Misschien, maar ik zou het dan niet meteen als sentimenteel omschrijven, eerder als iets dat meer aansluit bij de jazzgeschiedenis. Momenteel werk ik namelijk ook met een kwartet waarmee we hoofdzakelijk mijn favoriete nummers van Lee Konitz, Lennie Tristano en Warne Marsh spelen. Die stukken voelen nog steeds modern aan, hoewel ze 40-50 jaar geleden geschreven werden. Voor mij heeft zoiets dan ook niets met sentimentaliteit te maken. Het is eerder een manier om de zaak eens van een andere kant te bekijken.

‘Three Kinds of Happiness’ is in twee dagen opgenomen, waar veel andere artiesten het in een dag doen. Was die extra dag essentieel?

Mike Pride, Jason Stein, Jason Roebke
Mike Pride, Jason Stein, Jason Roebke
In dit geval was twee dagen geweldig, maar het is moeilijk uit te leggen waarom. Aangezien doorgaans niemand veel geld heeft, is er bij het maken van opnames opnemen vaak tijdsdruk. In dit geval hadden we de muziek al veel gespeeld voor we de studio in gingen: de weken voor de opnames hadden we elke dag een optreden, soms zelfs een repetitie en een concert op dezelfde dag, wat qua tijd een grote luxe is met een groep. Toen we in de studio kwamen was de muziek echt klaar. We hadden het kunnen doen in minder tijd en veel tracks komen van de eerste avond, maar met twee dagen konden we heel comfortabel werken en meer met stijl en nuances bezig zijn.

Het laatste nummer op de cd, ‘Miss Izzy’, is een liveopname en klinkt gevoelig anders dan de rest van het album. Heb je bewust voor een hevigere bonus track?

Het is inderdaad anders dan de andere nummers. ‘Miss Izzy’ werd opgenomen in Krakaw. De man die ons label NotTwo runt (na twee albums bij Clean Feed verhuisde Jason Stein’s Locksmith Isidore naar NotTwo, KVM), boekte ook dat optreden en hij nam het hele concert op. Het oorspronkelijke idee was om een dubbelalbum te maken: één cd met live-opnames en één studioplaatmet met meer jazzgeoriënteerde muziek. Na de studio-opnames was ik echter zo tevreden, dat ik het idee van een dubbelaar liet varen. Enerzijds omdat het moeilijker zou worden om een dubbelalbum verkocht te krijgen, anderzijds omdat we al twee platen hadden die open klonken en het idee om een hele plaat te doen die maar jazzgericht was stond me wel aan. Ik heb toen wel besloten om die bonustrack toe te voegen. Ik wilde de live-opname echt wel gebruiken en bovendien vond ik het gewoon een goeie track. Het nummer geeft de cd diepte, net omdat het zo anders is.

Doorgaans ben je eerder kritisch voor je eigen werk. Naar eigen zeggen heb je bij het (her)beluisteren van een album vaak de indruk dat het iets uit het verleden is. Bij het verschijnen van ‘Three Kinds of Happiness’ zou je dit gevoel uitzonderlijk eens niet gehad hebben. Ben je nog steeds tevreden over de plaat?

Nog altijd, ja. Ik hoor veel dingen waar ik in die periode mee bezig was en die ik op de plaat wilde hebben. Wanneer we in de studio zitten voel ik me verplicht om kritisch te zijn over mijn eigen werk, dat is wat me helpt te evolueren. Maar op deze plaat hadden we een hele goeie dag!

 

Meer over Jason Stein (Jason Stein’s Locksmith Isidore)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.