Kwadratuur interview

Eerst was er het gitaarkwartet, toen het festival en sinds dit jaar ook de cd. Met ZWERM, What’s Next en ‘The World’s Longest Melody’ positioneert de Belgische gitarist Toon Callier zich op verschillende fronten en dat blijft internationaal niet onopgemerkt.

In de decembereditie publiceert de redactie van het muziekmagazine The Wire traditiegetrouw haar eindejaarslijstjes. De cd ‘The World’s Longest Melody’ met muziek van Larry Polansky staat daar in de top 50 van 2010.

We zijn uiteraard enorm blij met deze erg lovende kritiek van The Wire. Niet alleen kregen we in oktober 2010 een heel mooie cd-recensie, nu blijkt ‘The World’s Longest Melody’ inderdaad ook opgenomen te zijn in hun Records Of The Year 2010 lijst. Super dus! Concreet vertaalt deze positieve golf zich in een aantal nieuwe concerten zoals in februari in Theater Kikker (Utrecht), in mei spelen we met ZWERM in Londen, in juni gaan we naar New York en Boston en spelen we nog een aantal keer in Nederland. Deze concerten zijn rechtstreeks het gevolg van onze debuut-cd: een fijne opsteker en een extra stimulans om snel werk te maken van een nieuw cd-project.

Ik weet dat ik het de eerste keer best lastig had met Polansky’s stukken: heb jij een “inlooptijd” nodig gehad of was het meteen raak?

Ik begrijp dat voor sommige mensen de muziek van Larry Polansky na een eerste beluistering nogal bevreemdend overkomt, maar zoals vaak bij hedendaagse of experimentele muziek vraagt deze kunstvorm een extra luisterinspanning dan een gemiddelde rockplaat of een concerto van Mozart. Hiermee wil ik zeker geen waarde oordeel vellen over deze verschillende muziekstijlen.

Mijn eerste kennismaking met de muziek van Larry Polansky was aan de hand van een aantal werken die ik als uitvoerder onder de knie probeerde te krijgen. Ik had nog niets van zijn muziek gehoord op cd en dan is een kennismaking met iemands muziek heel speciaal, heel anders dan wanneer je iets leert kennen als luisteraar. Concreet ging het om twee erg uiteenlopende stukken. Samen met collega gitarist Jona Kesteleyn werkte ik aan ‘II-V-I’, een muzikaal dankbaar en technisch relatief eenvoudig werkje voor twee elektrische gitaren in de stijl van ‘toovvivfor’ (te horen op ‘The World’s Longest Melody’, KVM). Daarnaast verdiepte ik me in de nooit eerder gespeelde partituur ‘for jim, ben and lou’. Met de steun van Ictus gitarist Tom Pauwels onderzocht ik de ritmische complexiteit, de erg doorgedreven just intonation (een microtonale manier om instrumenten te stemmen volgens de intervallen van de boventonenreeks en niet volgens het gangbare, westerse systeem van hele en halve tonen dat visueel terug te vinden is in de zwarte en witte toetsen van de piano, KVM) en allerhande andere experimentele technieken in dit werk. Samen met de excellente harpiste Jutta Troch en de veelzijdige percussionist Jeroen Stevens kwam ik na veel werk en tijd tot het besef een ongekende parel bloot gelegd te hebben. Een fantastische ervaring die ik hoop nog vaak te mogen meemaken.

Was het voor jou van belang of extra interessant dat Larry Polansky zelf ook gitarist was?

Bij de eerste kennismaking met Polansky’s muziek was dit niet echt belangrijk. Ik heb ook nooit de bedoeling gehad om een “gitaar-cd” te maken. Ik vond ongekende schoonheid in Polansky’s muziek. Toevallig speel ik gitaar en heeft Larry veel geschreven voor gitaar. Tijdens het werkproces bleek het wel handig dat de componist ook gitarist is. In sommige van zijn werken drijft hij bepaalde gitaartechnieken (zoals de stemming) tot het uiterste en dan is het handig als je samen deze technieken uitvoerig kan uitdiepen.

De laatste tijd ben je vrijwel uitsluitend te horen op elektrische gitaar.

Dat is zeker zo, maar dit neemt niet weg dat ik nog heel graag de klassieke variant bespeel. Het klassiek gitaarrepertoire daarentegen, daar heb ik minder nood aan. Nog heel vaak wordt de klassieke gitaar als instrument onmiddellijk en zonder meer gelinkt aan “traditionele” (Spaanse) gitaarcomponisten als Rodrigo, Tedesco, enz. Erg jammer want naast dit zo oneindig vaak gespeeld repertoire heeft de klassieke gitaar nog veel meer mogelijkheden. Componisten die vandaag de dag vaak heel knappe, inventieve en originele muziek schrijven voor klassieke gitaar vinden jammer genoeg moeilijk toegang tot het repertoire en de muziekopleidingen.

Mijn keuze voor de elektrische gitaar is dus niet echt een bewuste keuze, eerder het gevolg van welke producties ik als muzikant aan meewerk. De mogelijkheden van de elektrische gitaar zijn zo fantastisch oneindig dat het wel ergens logisch is dat ik de laatste tijd vooral dit instrument tracht te bespelen.

Je bent amper 27 en hebt (steeds in samenwerking met anderen) een eigen ensemble en een eigen festival: speelt daar een stukje punk-DIY ethos mee?

We zijn op dit moment in België inderdaad met een hele hoop jonge gedreven, ambitieuze muzikanten bezig in het veld van de hedendaagse en experimentele muziek. Stuk voor stuk muzikanten met erg veel zin voor initiatief. Als je pakweg 25 jaar bent en je wordt als muzikant nog niet veel gevraagd, dan is het inderdaad misschien beter om zelf een podium te creëren, vandaar Festival What’s Next. Ook ZWERM is het resultaat van de samenwerking tussen vier jonge, gedreven muzikanten die het goed met elkaar kunnen vinden, artistiek en sociaal, en graag samen op het podium staan.

Het fijne is ook dat we bij al onze avontuurlijke plannen veel steun krijgen van gevestigde ensembles.  Zo is er de intensieve samenwerking tussen het productiehuis Champ d’Action en een aantal jonge groepen als ZWERM en Collectief Réflexible en organiseren Ictus en het Spectra Ensemble een heel interessante master-na-master opleiding in samenwerking met het conservatorium van Gent.

Bij een formatie als een gitaarkwartet is het moeilijk om niet spontaan aan dat van Fred Frith te denken. Is zijn kwartet een model of een invloed geweest bij het ontstaan van ZWERM?

ZWERM ontstond in 2007 uit een groep bevriende gitaristen die, mede dankzij de stimulans van projecten als Champ d’Action’s ‘Hallucination City’, samen een kwartet wilden vormen. Al gauw kwamen we inderdaad tot de vaststelling dat er niet echt repertoire bestond voor de bezetting van 4 elektrische gitaren. Dit zagen we vooral als een voordeel en een grote uitdaging. Uiteraard waren we op de hoogte van het Fred Frith repertorium en we vinden het ook heel leuk om dit nu te kunnen spelen, maar met ZWERM willen we veel verder gaan met de elektrische gitaar en niet blijven steken in het rockidioom. Friths muziek is wel echt dolle pret om te spelen!

Je bent veruit de jongste telg van ZWERM, maar tegelijkertijd wel de spreekbuis van het ensemble. Merk je iets van het leeftijdsverschil?

Ik merk niet echt een leeftijdsverschil. Ik wil hier wel graag aan toevoegen dat we binnen ZWERM een geoliede taakverdeling hanteren; zo ben ik inderdaad wellicht de spreekbuis hier in Vlaanderen, maar tegelijkertijd neemt Johannes Westendorp die taak vlekkeloos op zich in Nederland. Daarnaast hebben we nog een erg geëngageerde repetitieplanner en een sublieme chef techniek.

De muzikanten van ZWERM gebruiken elk een “eigen” instrument. Houden jullie je strikt aan dat principe? Wordt die keuze mee bepaald door het repertoire of net andersom?

Er woedt bij ons wel een soort van grappige gear wedloop als het op effectpedaaltjes aankomt, maar als elektrisch gitaarkwartet is het uiteraard logisch dat we al deze elektronische verlengstukken uitproberen en eventueel integreren in onze instrumenten set up. Het is wel zeker zo dat we dit steeds doen in functie van het repertoire dat we spelen en niet andersom. Wat betreft gitaren en versterkers geldt bij ons gewoon de regel dat we degelijk materiaal willen gebruiken, maar hier gaan we zeker niet te ver in. Meer betalen dan pakweg 3000 euro voor een elektrische gitaar of een versterker is muzikaal niet echt te verantwoorden.

Hoe zie jij de rol van de balans tussen genoteerde en geïmproviseerde muziek bij ZWERM? Zie je jullie ook een programma vullen met vrije improvisatie?

Die balans tussen compositie en impro is voor ons heel belangrijk, ik zou zelfs zeggen dat het voor ZWERM vaak 50/50 is. We improviseren alle vier heel graag en hebben het gevoel dat dit heel stimulerend werkt en een positieve invloed heeft op hoe we met genoteerde composities omgaan. Momenteel zijn we bijvoorbeeld aan het werken aan een nieuw project onder de titel ‘Timestretch’. In dit programma spelen we enkel genoteerde muziek. Daarnaast hebben we juist een aantal repetities gepland voor een nieuw kleinschalig improproject onder de hippe titel ‘PedalFest’. We proberen er ook voor te zorgen dat deze improsessies niet steevast en onmiddellijk moeten culmineren in een concert. We beschouwen het denk ik graag als een soort van werkplek waar we los van deadlines dingen kunnen uitproberen. Maar af en toe een improconcert geven, zoals bijvoorbeeld onlangs met onze vrienden van het spannende saxofoonkwartet [sic] op November Music, is uiteraard heel tof. In veel van onze concertprogramma’s zit trouwens wat van beide werelden.

In de programma’s van ZWERM duiken regelmatig verwijzingen op naar de pop- rock- en noisecultuur, zowel in de programma’s ‘Modes of Interference’ als in ‘Popcorn’. Wat maakt zoal deel uit van jouw muzikale “jeugdsentiment”?

The Doors, Bob Dylan, Red Hot Chili Peppers, David Bowie, Jimi Hendrix, dEUS, The Smashing Pumpkins en niet te vergeten Nirvana! Pas in een later stadium ben ik me gaan interesseren in klassieke muziek, hedendaagse klassieke muziek, experimentele rockmuziek als bijvoorbeeld die van de pas overleden Don Van Vliet, Zappa of noise en elektronische muziek.

Is de pop-, rock- en dancecultuur  voor jou min of meer een afgedane zaak als jeugdsentiment, of ben je er nog bewust mee bezig?

Ik probeer er zo bewust mogelijk mee om te gaan, even bewust als ik met andere muziekstijlen omga. Het blijft dus niet bij jeugdsentiment.

Je ZWERM-collega Bruno Nelissen gaat in zijn muziek wel erg breed: van ZWERM tot Daniel Johnston. Zie je jezelf in de meer populaire sector werken?

ZWERM
ZWERM
Bruno is als jongeling begonnen met elektrische gitaar spelen in allerlei rockbandjes en heeft via die weg op een bepaald moment zin gekregen om klassieke gitaar te studeren om dan nadien, onder meer in het kader van ZWERM, terug te grijpen naar de elektrische gitaar. Bij de andere ZWERM leden waaronder mezelf is het anders gelopen. Wij zijn begonnen als kind met de klassieke gitaar en zijn in een later stadium ook intensief elektrische gitaar gaan studeren. Bruno’s pop en rock skills zijn daarom een stuk beter dan van de rest van ons. Het is dan ook logisch dat Bruno de gelegenheid krijgt om in dergelijke pop- en rockprojecten mee te doen. Met ons nieuw project ‘Popcorn’ in het vooruitzicht hebben we een grote uitdaging voor de boeg wat betreft ZWERM’s pop credibility… Maar om te antwoorden op je vraag of ik mezelf ook zie in de meer populaire sector: jazeker, als het fijne muziek is, waarom niet?

Voor ‘Popcorn’ nemen jullie met enkele gastmuzikanten de gedaante aan van een popgroep. De ondertitel ‘Everything you always wanted to play but never dared to ask’ suggereert een verlangen om eens iets te doen dat door heel wat mensen als “verkeerd” bestempeld wordt: is dat zuivere ironie of is er echt iets van aan?

Het Popcorn project is zeker niet bedoeld als één of ander statement. We hebben bij ZWERM, zoals eerder in dit interview vermeld, allemaal wel een bepaalde affiniteit met pop en rock muziek, het leek ons dan ook leuk om deze te concretiseren in ‘Popcorn’. Met Jeroen Stevens (I Love Sarah, Ultima Vez)  op drums en Gregory Fratteur (Dez Mona) als zanger hebben we alleszins al het kruim van de Belgische rock weten te strikken om onze band te vervolledigen. Peter Vermeersch (Flat Earth Society) maakt de arrangementen van de popnummers, dus dat zit ook wel snor.

Gaat het echt poppy of een way out take van de songs worden?

Popcorn wordt een combi van pure pop en experimentele muziek. We gaan de popnummers dus spelen in een arrangement dat heel sterk aanleunt bij het origineel. Daarnaast spelen we 6 nieuwe korte composities van Belgische en Nederlandse componisten: Serge Verstockt, Stefan Van Eycken, Daan Janssens, Bruno Nelissen, Luc Houtkamp en Yannis Kyriakides. Elk van hen heeft een popnummer gekozen om zich op één of andere manier te laten inspireren.

Welke songs zijn er zoal gekozen?

We hebben onszelf de vraag gesteld, die tevens de ondertitel is van het project: Everything you always wanted to play but never dared to ask. Als antwoord hierop hebben we elk 3 nummers gekozen. Uit deze lijst hebben we, in overleg met Peter Vermeersch als arrangeur en de verschillende componisten, een aantal nummers geselecteerd. Het wordt dus zeker geen geschiedkundig lijstje met hoogtepunten uit 50 jaar pop, maar eerder een erg uiteenlopend amalgaam van “persoonlijke lievelingsliedjes”. Op programma staan oa Björk, Jimi Hendrix, Daan, The Cardiacs en Nick Cave & The Bad Seeds…

Ik vermoed dat weinig mensen geboren worden met de idee om hedendaagse muziek te gaan spelen, aangezien mensen vooral opgeleid worden in een traditie. Is dat voor jou een negatief element in de opleiding? En wanneer en waardoor heb jij de stap naar de “moderne” klassieke muziek gezet? Het repertoire voor klassieke gitaar is immers redelijk groot: keus genoeg dus, zou ik denken.

Hmm… dit is een vraag waar we misschien best eens live over spreken en waar we erg lang over bezig zouden kunnen zijn, maar ik doe een poging om mijn gedachten hieromtrent in enkele zinnen te bundelen.

Ikzelf ben me in de loop van mijn conservatoriumopleiding meer en meer gaan interesseren in de hedendaagse muziekpraktijk. Dit kwam onder invloed van een aantal zaken: de interesse in actuele muziek van bevriende studenten enerzijds, het bijwonen van intrigerende experimentele muziek concerten en m’n deelname aan het heel waardevolle Champ d’Action participatieproject LAbO anderzijds. Dit allemaal in combinatie met het feit dat ik geen muzikale en artistieke voldoening vond in het klassieke repertoire.

Vanuit de opleiding zelf kon ik helaas nagenoeg geen feedback krijgen omtrent deze hedendaagse muziekpraktijk. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de structuur van de Vlaamse conservatoriumopleidingen enorm gedateerd is. Alles is nog steeds gericht op een 19e eeuwse idee van blinde virtuositeit. Uiteraard moet die virtuositeit er zijn en gestuurd worden tijdens zo’n opleiding, maar muziek is veel meer dan dat. Het lijkt me veel interessanter indien techniek en virtuositeit worden aangeleerd in functie van een creatief proces en niet omgekeerd.

Waar vroeger wel eens gezegd werd dat hedendaagse muziek zich in een niche bevindt, kunnen we nu wel stellen dat het de conservatoria zijn die zich in een niche genesteld hebben en geen band meer hebben met de huidige maatschappij en de levendige hedendaagse  kunstwereld. Er bestaat een simpele maar erg sterke vergelijking (ze komt dan ook niet van mij), namelijk met die van de opleidingen beeldende kunst. Heb je daar al eens een student 5 jaar lang zien zwoegen om zo goed mogelijk in de stijl van Rubens te kunnen schilderen?

Wat betreft het ‘gitaarrepertoire’ aan de Vlaamse conservatoria wordt een componist als Leo Brouwer nog vaak gezien als dé moderne gitaar componist. De enorme evolutie die de muziek, en dus ook die voor gitaar, de laatste 40 jaar heeft ondergaan komt nauwelijks aan bod in de klassieke opleidingen.

Maar er is licht aan het eind van de tunnel. Ik ben heel positief. Initiatieven zoals Champ d’Action’s LAbORATORIUM en de fantastische master na master opleiding die het Ictus en Spectra Ensemble inrichten aan het Gentse conservatorium geven aan dat verandering op komst is. De cd ‘The World’s Longest Melody’ is trouwens het resultaat van mijn opleiding master na master in Gent. In deze opleiding werd ik technisch gecoached en artistiek gestimuleerd door Ictus-gitarist Tom Pauwels.

Een eigen ensemble starten is één zaak, een festival een andere. Is What’s Next ontstaan als een evenement om zelf gehoord te worden als muzikant of als forum voor bepaalde componisten?

What’s Next is zeker ontstaan om zelf gehoord te worden als muzikant. Daarnaast is het inderdaad een mooie manier om het werk van jonge componisten aan bod te laten komen. In de toekomst blijft What’s Next bij zijn begindoelstelling dat we jonge, professionele en ambitieuze muziekprojecten willen laten horen. Dit impliceert dat wij zelf (Besides, ZWERM, Nadar, Mr. Probe…) de komende derde editie niet terug allemaal op het podium gaan staan maar plaats willen geven aan andere avontuurlijke formaties.

Op What’s Next is er ook plaats voor een minder “klassieke” afsluiter: is dat een bewust keuze of wordt dat gewoon ingegeven door de aanwezigheid van een bepaalde muzikant of groep in jouw netwerk?

Dit is absoluut een bewuste keuze. We zijn ervan overtuigd dat de hedendaagse klassieke muziek maar één deel is van het gamma aan hedendaagse of actuele of experimentele muziek. Wij willen de graag de volledige waaier tonen op What’s Next, dus mogen waardevolle en originele projecten die misschien meer uit de rock, pop, noise of electro komen niet ontbreken. Helaas kunnen we het niet allemaal tonen, we hebben maar één festivaldag…

 

Meer over Toon Callier (ZWERM)


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.