In de Studio 4 van het Flagey-gebouw brengt het Brussels Philharmonic (vroeger het Vlaams Radio Orkest) en sopraan Marianne Pousseur onder leiding van Michel Tabachnik een bloemlezing van orkestwerken uit de hedendaagse muziek. De bekende '5 Stücke' van Anton Webern, 'Lontano' van György Ligeti en 'Couleurs Croisées' van Henri Pousseur staan naast enkele nieuwere composities: de Belgische première van 'Lumières Abyssales' van Hèctor Parra en de creatie van 'When the Stars begin to fall' van Denis Pousseur, die het werk in opdracht van het festival heeft gecomponeerd.

Anton Webern staat bekend om zijn strenge en beknopte schrijfstijl, en deze kenmerken vindt de luisteraar ook terug in zijn '5 Stücke dat van begin tot einde maar 4,5 minuten duurt. Het werk is voor zowel de dirigent als de uitvoerders een uiterst delicate oefening, en hierin wordt dan ook meteen duidelijk hoe goed Michel Tabachnik zijn musici in de hand heeft. Hoewel het werk een van de kortste orkestcomposities uit de muziekgeschiedenis is houdt het een enorme rijkdom aan kleuren en variatie in. Het eerste zeer broze en delicate stuk staat in scherp contrast met het tweede, meer ritmische stuk waarin een opgetogen disloog tussen de viool en de hobo ontstaat. Het derde deel komt met een herhaalde noot in harp en cello waar de hoorn en slagwerk zich rond ontwikkelen eerder statisch en reflectief over. Het vierde stukje dat slechts dertig seconden duurt doet de luisteraar denken aan een werk dat afgebroken wordt voor het eigenlijk begonnen is, alsof Webern een stukje verloren muziek uit de verbeelding van de componist tevoorschijn wil halen. In het laatste fragment krijgt de luisteraar dan weer een mooie dialoog tussen de strijkers en de koperblazers te horen, en het werk eindigt op een open interval dat eerder als een vraag overkomt dan als een definitief besluit.

Hector Parra is als componist misschien iets minder bekend op deze breedtegraden, wat niks afdoet aan het feit dat hij een van de populairste componisten van zijn tijd is. Zijn 'Lumières Abyssales' is een werk dat van zeer veel visie en creatieve ideeën getuigt, maar helaas overtuigt het nooit helemaal. Het werk begint met een enkel akkoord in de strijkers dat zich al snel in een reeks zeer ritmische en bijna agressieve motieven ontwikkelt waardoor er een heftige dialoog ontstaat tussen de hobo en violen. De koperblazers en fluit becommentariëren de dialoog terwijl het slagwerk de ritmische stuwing vasthoudt. Parra gebruikt in het werk ook regelmatig de celli en contrabassen als aanvulling van het slagwerk door ritmische motieven en bartok-pizzicati het eigenlijke slagwerk te laten aanvullen. De hectische, zeer ritmische passages wisselen af met lange aangehouden akkoorden en zo komt het werk geleidelijk aan tot zijn climax.

'When the Stars begin to fall' van Denis Pousseur is het jongste werk op het programma en krijgt zijn titel van een van de teksten die hij daarin benut. Het is geïnspireerd op twee gospel-teksten die door elkaar verweven worden, al is er echter geen spoor meer van de oorspronkelijke melodieën ervan. Denis Pousseur heeft het werk opgedragen aan zijn vader die kort voor het aanvang van het festival op tachtigjarige leeftijd overleden is. Zijn zus neemt de sopraanpartij voor haar rekening, en misschien is het net deze emotionele factor die maakt, dat Marianne Pousseur ondanks haar zeer sympatieke en onpretentieuze verschijning het publiek nooit echt meekrijgt. Ze jongleert met veel verschillende timbres het werk op expressieve manier te brengen en houdt met een zeer trefzekere intonatie de moeilijke, springende lijnen van haar partij goed vol, maar ze verdrinkt bij momenten bijna in het orkest en komt er als soliste vrijwel nooit op overtuigende wijze uit. Het begint met een stijgende grote terts dat zich geleidelijk aan tot een volwaardig motief ontwikkelt. In de orkestratie domineren schelle trompetklanken en springende, uiteengerokkene intervallen, waardoor het orkest een aangreep lijkt op de serene zangstem dat het midden houdt tussen Schönbergiaans sprechgesang, zingen en declameren.

Woorden zoals "klankvelden" en "micropolyfonie" komen wellicht wat vervreemdend over op de meeste luisteraars, en juist daarom moet de muziek van Ligeti beleefd en niet uitgelegd worden. De man die de muziek van 'The Shining', '2001: A Space Oddyssey' en 'Eyes Wide Shut' schreef, toont zich in 'Lontano' weereens als de grootmeester van het creatief omgaan met verschillende klankwerelden. Het werk begint met een enkele, aangehouden noot in de fluit en klarinet, waarna de rest van het orkest zich daar een hele of halve toon van verwijdert. Geleidelijk aan worden deze hele en halve tonen uitgebreid tot grotere intervallen waardoor een dromerig, zwevend geheel ontstaat. De kleurwerking en orkestratie van Ligeti doen de instrumenten hun afzonderlijke klankkleur verliezen waardoor alles tot een geheel samenvloeit waar alleen de viool en het euphonium soms eventjes bovenuit komen. De zwevende klanken worden alleen onderbroken door kleine tremolos die telkens in een instrument beginnen en zich dan tot de hele strijkersgroep verspreiden, zoals golfjes van regendruppels op een vijver, wat een onrustwekkend kantje geeft aan de zwevende, serene klankwereld die Ligeti anders oproept.

Het laatste werk op het programma is 'Couleurs croisées' van Henri Pousseur. Michel Tabachnik neemt het woord vooraf en vertelt over de eerste keer dat hij in 1968 Pierre Boulez het werk hoorde dirigeren, over zijn herinneringen aan de pas overledene Henri Pousseur en leidt het werk in met een minuut stilte. Dit interessante en licht toegankelijke werk is voor een grote en vrij exotische bezetting geschreven: behalve het symfonisch orkest staan ook piano, clavecimbel, celesta en een saxofoonkwartet tussen de gewone orkestinstrumenten, en door deze rijkheid aan klanken blijft de luisteraar door heel deze interessante klankenreis geboeid. Na een korte inleiding tussen clavecimbel en piano nemen andere instrumentengroepen geleidelijk aan over, terwijl de piano een ostinato blijft aanhouden. Henri Pousseur vertelde zelf dat 'Couleurs Croisées' op het Amerikaanse lied 'We shall overcome' geïnspireerd was, en het heletoonsinterval van het refrein komt telkens vervormd terug. Daartussen verwijst Pousseur ook naar typisch Amerikaanse muziek zoals opgetogen, vrolijke passages die aan Gershwin doen denken, schelle passages in de koperblazers die herinneringen aan brassband muziek oproepen en langere, melodieuze passages bij de fagot en de koperblazers die haast als filmmuziek overkomen. In de eindzin van het werk komt het refrein van 'We shall overcome' heel duidelijk terug, verdeeld over de clavecimbel en de harp, waardoor het werk ondanks alle perikelen toch op enigszins consonnante wijze eindigt.

Meer over Ars Musica - Brussels Philharmonic


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.