Van alle dagen leek de derde dag van Follow The Sound de meest gevarieerde te worden qua opzet, intensiteit en leeftijd van de muzikanten. Aan deze contrasten werd ruimschoots voldaan. Helaas vertaalde zich dit ook in kwalitatieve pieken en dalen.

Een podium bieden aan oudgedienden van de jazz is geen voorrecht voor de grotere festivals als Jazz Middelheim en Gent Jazz. Dat bewees Follow The Sound bij het begin van de derde dag die geopend werd door het Jacques Coursil Quartet. Coursil streed in een ver verleden aan de zijde van Bill Dixon, Sunny Murray en Frank Wright alvorens jarenlang van de muzikale radar te verdwijnen en pas in 2005 terug op te duiken.

Aangezien niemand hem de vraag voorlegde stelde trompettist Jacques Coursil die dan maar zelf: waarom hij samenspeelde met uitgerekend deze muzikanten? Het antwoord was erg simpel: omdat ze de eenvoudigweg besten waren in Parijs. Of deze opmerking bedoeld was als een staaltje stand-upcomedy of dat Coursil Parijs vereenzelvigde met new age en karakterloos zwevende jazz werd gaandeweg duidelijk, waarbij het antwoord uitviel in de richting van de laatste optie.

Jacques Coursil
Jacques Coursil
De fond voor de muziek werd gelegd door Romain Clerc‐Renaud met brede, lang liggende akkoorden van een hese synthesizer, waarop hijzelf nietszeggende pianoriedels neerlegde. Dit laatste kon hem moeilijk persoonlijk aangewreven worden. Het ontwikkelen van interessante ideeën op muzikaal materiaal dat bestaat uit slechts een akkoord (in de complexere nummers verdubbeld tot een steeds herhaalde afwisseling van twee samenklanken) is niet vanzelfsprekend. Hetzelfde probleem gold voor bassiste Fanny Lasfargues die zich doorgaans beperkte tot het ongeïnspireerd aanhouden van pedaalnoten, waarbij Yann Joussein droge, semi-etnische percussie plaatste die al snel hun mysterieuze gedaante verloren. Op dit alles bewoog de aanvoerder-trompettist zich vrij zwevend met flauwe, repetitieve (waarop even graag als verkeerdelijk het hippe etiket minimal gekleefd wordt) en traag ontwikkelende  melodielijnen die  eender waar en dus eigenlijk nergens naar toe gingen.

Met deze op haar best lauwe muziek, gespeeld door een tijdens het spelen rondlopende aanvoerder, riep het kwartet van Coursil echo’s op van het pijnlijkste uit de carrière van Miles Davis. De kleine episode vrije improvisatie die de drie sidemen tussen het geneuzel door gegund werd, bleek niet meer dan een schaamlapje dat bovendien vervelend doorzichtig was: verder dan wat cliché’s geraakten de drie niet.

Dat de luisteraars desondanks het hele optreden bleven zitten, illustreerde de meegaandheid en de verdraagzaamheid die het (deels) Vlaamse publiek in bepaalde politieke berichtgeving doorgaans ontzegd wordt. Het was wachten op een inderhaast geïmproviseerde afkondiging van Wilfried Haesen om Coursil duidelijk te maken dat zijn tijd er al meer dan op zat. Hopelijk kan de trompettist met zijn concert morgen bewijzen dat dit alleen gold voor zijn kwartetoptreden en niet voor zijn carrière.

Voor de twee resterende concerten van de derde festivaldag schoof Follow The Sound op naar Noorwegen, in eerste instantie met het duo van Sidsel Endresen (stem) en Håkon Kornstad (tenorsax, fluit en elektronica). De twee toonde zich in een erg bescheiden opzet dat grotendeels op het geluid gericht was. Dit werd van meet af aan duidelijk toen Kornstad en Endresen inzetten met respectievelijk het geluid van de kleppen van de sax en verhakkelde en afgebroken woorden van Endresen die daarmee de klankwereld van een gescratchte plaat opriepen. Vanuit deze abstracte klankomgeving schoof het duo geleidelijk aan op naar een meer conventionele klankwereld.

Kornstad ging daarbij het snelst en zat via toonloze blaasgeluiden en andere effecten relatief snel in de melodieën. Door deze te loopen en te stapelen (gecombineerd met de geregeld terugkerende abstracte effecten) bouwde hij een mooi klankdecor op, waartegen Endresen haar eigen tempo kon ontwikkelen. Dat dit qua ontwikkeling beduidend trager lag dan bij haar mannelijke tegenspeler zorgde er mee voor dat zij het meest beklijvend en verrassend uit de hoek kwam. De klankweelde van Kornstad was fraai en effectief (ook toen hij een saxofoonmondstuk op zijn dwarsfluit monteerde), maar klonk ook herkenbaarder dan wat de vocaliste deed. Bij haar was zelfs de dictie van het louter zeggen van woorden al een kleine sensatie. Het reeds aangehaalde verbrokkeld spreken, het tweestemmig zingen of het goed gedoseerd gebruik van speciale keelklanken waren mogelijkheden die ze integreerde in een overtuigend muzikaal verhaal dat niet bleef hangen in het effect. Bij Endresen kregen al deze opmerkelijke zaken een bescheiden plaats in een geheel dat in haar totaliteit indruk maakte.

Meer Noorse inbreng was er met de passage van het trio Huntsville dat voor de gelegenheid versterkt werd met de Fransman Xavier Charles. Het resultaat was een fascinerend geluid van noise en drones, vrije improvisatie en rockelementen, opgetrokken uit basgitaar, elektrische gitaar, banjo elektronica, klarinet en percussie.

Huntsville (foto: Andreas Ulvo)
Huntsville (foto: Andreas Ulvo)
Het optreden werd een grote trip richting een verzengde climax. De geluidsmuur die de vier optrokken bleek niet gemaakt uit een statische blok beton, maar werd opgebouwd als een gemetselde muur, waarbij elke muzikant zijn eigen baksteen kon bijdragen. Het geheel werd door geluidstechnicus Anders Aasebøe mooi in balans gehouden, waardoor voor het grootste gedeelte van de tijd perfect hoorbaar bleef wie van de muzikanten waarvoor verantwoordelijk was.

Met het heldere geluid en het spontaan ontwikkelen van de muziek, liet Huntsville duidelijk horen familie te zijn van Supersilent. Waar deze laatste band het echter vaak bescheiden en op lage volumes houdt, klonk Huntsville in Antwerpen meer als een maximalistische versie van hun bekendere landgenoten.

Grootser en decibelrijker betekende in dit geval echter niet minder gedetailleerd, want het meest kenmerkende en beklijvende aspect in het geluid van Huntsville en Charles bleken de roterende ritmes die de muziek een heel eigen drive en een mechanisch inslag gaven. De actieve en gemillimeterde drumpatronen van Ingar Zach riepen echo’s op van het fijnmazig drumwerk van Radian. Xavier Charles liet in de manier waarop hij geluid liet bepalen door beweging dan weer duidelijk de ideeën van Cage doorschemeren: suggestief in het van boven naar onder zwaaien van de klarinet (waardoor de veranderende positie ten opzicht van de microfoon een andere klank en een ritmisch patroon veroorzaakte), heel letterlijk toen hij een microfoon heen en weer slingerde tussen twee monitors.

Met de rijkdom aan prikkels kwam het optreden van Huntsville in de lijn te liggen van het slotconcert van donderdag (Dörner/Schröder/Thomas/Steidle). Beide lokten stevige discussies uit tussen voor- en tegenstanders, maar maakten hoe dan ook duidelijk dat less is more niet altijd evangelie is. Soms is more gewoon more.

 

Meer over Follow The Sound 2010 – Dag 3


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.