Het optreden van Jessika Kenney & Eyvind Kang was het laatste in de reeks New York Jazz Connection, een reeks optredens die Antwerpen en Rijkevorsel een inkijk gaf in wat er zoal gaande is in de jazzwereld van de Big Apple.

Met Jessika Kenney en Eyvind Kang speelde de New York Jazz Connection verlengingen: pas naar het einde van de concertreeks aangekondigd was het veruit het meest atypische van alle optredens in de toch al aardig off road programmatie. Van het duo verscheen vorig jaar een tweede album ‘The Face of the Earth’, de opvolger van het in 2005 verschenen ‘Aestuarium’. De Perzische insteek van ‘The Face of the Earth’ domineerde ook het optreden in Berchem, al kwam het auditieve oosterse parfum niet bepaald ideaal tot haar recht in de te warme en karakterloze Gele Zaal van het plaatselijke CC.

Dat de muziek toch grotendeels overeind bleef, was in grote mate te danken aan het opmerkelijke samenspel van vocaliste Kenney en altviolist Kang. Zeker na het voorprogramma waarbij gitarist Christophe Albertijn een min of meer vrij muziekdecor creëerde bij een spoken word performance van Sandrine Verstraete - hoewel hier en daar hoorbaar was dat hij ritmes oppikte van de spreekstem. De eensgezindheid tussen Kenney en Kang was opmerkelijk. Van vrijblijvendheid was hoegenaamd geen sprake.

Het duo zette uiterst minimalistisch en vervaarlijk gelijklopend in. Altviool en stem regen korte, geïsoleerde klankmomenten aan elkaar die nooit meer waren dan een snelle glissando, een kleine toonhoogtebeweging of louter één gestolde klank. De unisono stemvoering maakte de twee nog meer tot een hechte eenheid. Dit zou ook later tijdens het concert nog te horen zou zijn, niet in het minst omdat de twee bij voorkeur in sober vaarwater bewogen.

Zelfs wanneer geluiden geloopt werden, bleef de muziek transparant, ook toen Kenney en Kang elkaar metrisch loslieten en vrij in de ruimte zwevende, herhaalde noten stapelden. Hier werd voor het eerst de inbreng van de elektronica duidelijk. Naast het stapelen van lagen zorgde die ook voor het octaveren van klanken, het uit sync laten lopen van partijen of het bijkleuren van de akoestisch geproduceerde geluiden. Deze extra’s bleken echter vaak niet meer dan aardigheidjes. Kenney kon immers het geluid van haar stem gemakkelijk zelf nuanceren door kleine veranderingen in de mondstand, waardoor het leek alsof er afwisselend wel en geen filter op haar geluid geplaatst werd. Ook toen ze samen met Kang een stuk bracht dat louter bestond uit gongslagen en windachtige geluiden, hadden de altviool, noch de stem daar enige technologische assistentie voor nodig.

Zo bleek de technologie niet alleen wat overbodig, soms verstoorde die ook de sacrale en pure atmosfeer van de muziek, alsof een mooi en authentiek beeld wat cartoonesk bijgestuurd werd. Gelukkig bleef de schade beperkt, mede door de duidelijke bedoelingen waarmee Kang en Kenney voor het publiek stonden. Van vrijblijvendheid was immers nooit sprake. Kenney mocht dan vaak uit het geheugen zingen, met een tekstboek bij de hand kon ze steeds terugvallen op een geheugensteuntje. Ook Kang had zo zijn hulpmiddel, al bleef dat bij hem beperkt tot een klein notaboekje dat op de grond opengevouwen lag.

Vanuit het uiterst bescheiden begin evolueerde het eerste deel van het optreden richting ‘Kidung’, met meer dan tien minuten het langste stuk op ‘The Face of the Earth’. Kang weekte zich helemaal los van Kenney en legde met bescheiden gestapelde altvioolarpeggio’s een volwaardige harmonische begeleiding neer waarop de vocaliste haar oosters geïnspireerde melodie vrijelijk kon draperen.

Na het eerste half uur richtte Kang heel even het woord tot het publiek om een woordje uitleg te geven bij het A4-tje met songteksten dat de bezoekers op hun stoelen gevonden hadden. Wie het benauwd kreeg en vreesde voor samenzang en volksdans kon echter gerust zijn: meer dan eventueel meevolgen was niet het opzet. Iets anders was overigens ook niet mogelijk geweest gedurende het tweede deel van de set. Door het ingenieus aaneenrijgen van verschillende stukken nam het duo het publiek mee op een lange, fascinerende Perzische trip waarbij de muziek afwisselend opengeplooid en opgevouwen werd, zonder ergens tot stilstand te komen. Opnieuw werd er vertrokken vanuit een exact uitgevoerde unisonopassage die echter veel melodischer klonk dan die van het eerste deel. Van daaruit ontwikkelden de twee een samenspel van holle parallellismen, waarbij de fragiliteit van de muziek (vakkundig de nek omgewrongen door een rinkelende gsm of het langs het openstaande raam binnendringende geluid van het verkeer) gegarandeerd bleef. Hoe nauwkeurig het samenspel van de twee was, werd nog het best duidelijk toen ze zich terugplooiden op eenstemmig samenspel waarbij de in de melodie verwerkte kwarttonen haarjuist en exact gelijk gespeeld werden.

Geleidelijk aan ontwikkelde Kang een zelfstandige begeleiding. Kenney verliet de spaarzaam opgebouwde melodielijnen voor Arabische krulletjes en versieringen en het samenspel met Kang evolueerde naar dialogen en korte canonische structuren. De echo die ze op haar stem aanbracht, zorgde voor wat extra vocaal comfort (niet onbelangrijk in de droge Gele Zaal), maar droeg weinig bij tot het geheel, zonder daarom echt te storen.

Na Kenney was het tenslotte aan Kang om even virtuozer uit de hoek te komen. Met kortgeknipte pizzicato’s, al dan niet in ratelende, snel uitgevoerde ritmes van herhaalde noten, riep hij zelfs even de geest op van vingervlugge ud-spelers zonder te verzanden in loutere techniciteit. Daarvoor bleef ook op die momenten de melodische zeggingskracht te dominant, wat samen met het exacte samenspel de muzikaliteit van het duo liet horen. Ook in minder ideale omstandigheden.

Meer over Jessika Kenney & Eyvind Kang


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.