De Duitse romantische componisten uit de 2de helft van de 19de eeuw waren verdeeld in twee kampen. In het ene kamp zaten de volgelingen van Wagner terwijl het andere kamp Brahms als voorbeeld nam. Anton Bruckner behoorde tot de Wagnerianen en dit verklaart ook het megalomane van zijn symfonieën . Een ander belangrijk stijlkenmerk is het statische karakter van zijn muziek. Het is alsof grote monolithische klankblokken naast mekaar zijn geplaatst. Dit heeft als gevolg dat de muziek een plechtig karakter krijgt. Het koninklijk Concertgebouworkest van Amsterdam is een orkest met wereldfaam. Onze noorderburen zijn terecht fier op hun wereldorkest en ze hebben er alle reden toe. De wereldberoemde dirigent Bernhard Haitink maakt het rijtje compleet.
De achtste symfonie is een enorm lange symfonie. Met maar liefst zesentachtig minuten is het ongetwijfeld een van de marathonstukken uit het repertoire. Het sterke is dat in het anderhalve uur dat men naar deze muziek luistert er geen enkel moment verveling opduikt. Het eerste deel begint op een manier die typisch is voor deze componist. Een akkoord wordt ingezet en vervolgens tergend lang aangehouden terwijl de thema's in stukjes voorgesteld worden om vervolgens tot volle kracht te komen. De befaamde klank van dit orkest valt direct op. De strijkers klinken buitengewoon homogeen en warm terwijl de intonatie haarzuiver blijft. Bij de meeste opnames is dit het geval, maar dikwijls is een opname studiowerk. In dit geval spreken we van een live-opname, dit wil dus zeggen dat de muzikanten maar één kans hebben gekregen om een fenomenale uitvoering op cd te zetten. Het eerste deel is een perfecte illustratie van de befaamde klankblokken bij Bruckner. De kopersectie speelt in deze een belangrijke rol. Op de hoogtepunten in de muziek komen deze muzikanten met een aantal volmaakte akkoorden de spanning ten top drijven om dan vervolgens de hele opbouw van voor af aan te herbeginnen. Het lijkt alsof de componist alle registers van een orgel open trek. Dit was waarschijnlijk ook de bedoeling daar Bruckner zijn symfonieën componeerde gezeten achter een orgel Het tweede deel, 'scherzo', is eigenlijk een atypisch scherzo. Het tempo ligt behoorlijk laag en de muziek is veel intiemer dan wat men dikwijls in een dergelijk stuk te horen krijgt. In ruil krijg men een stuk dat qua dramatische spanningsopbouw niet moet onderdoen voor het eerste deel. Het derde deel,'adagio', is het langste deel uit de symfonie. Een half uur lang aan een onwaarschijnlijk traag tempo. Dit zou vlug kunnen gaan vervelen, maar de muziek is zo dramatisch en mooi dat de haren ervan recht komen. In het vierde deel komt al de energie die gedurende het derde deel is opgeladen vrij. De kopersectie brengt het thema aan terwijl de strijkers onverstoorbaar akkoorden in een hoog tempo na elkaar blijven spelen. Wanneer dit stilvalt komt de dramatiek terug. De trombones en de hoorns spelen wonderlijke koralen wat een heel bijzondere sfeer weet op te wekken. Na enige tijd schakelt Bruckner opnieuw een versnelling hoger. De pauken beuken het orkest terug op tempo. De intimiteit komt nog een laatste keer terug waarna er stilaan begonnen wordt aan de opbouw naar de finale toe. De finale doet denken aan orgelstukken uit de hoogromantiek. Minutenlang trekt Bruckner deze sfeer door tot plots een stilte valt. Diep in de buik van het orkest begint dan het echte einde van deze symfonie: een uitbarsting van koper en slagwerk dat de strijkers net niet totaal overstemd. Een fantastisch slot.
Dit is een absolute topsymfonie in een magistrale uitvoering. Het concertgebouworkest doet zijn reputatie alle eer aan.

Meer over Anton Bruckner


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.