Met een minder bekend Japans orkest – Saito Kinen genaamd – heeft dirigent Seiji Ozawa een van Bruckners meest toegankelijke en lyrische symfonieën opgenomen. En hij doet dat op een klassieke maar bijzonder degelijke manier.
Wat Bruckners zevende zo onmiddellijk aantrekkelijk maakt is zijn uiterst melodische en erg overzichtelijke karakter. De luisteraar heeft geen enkele moeite de hoofdthema's terug te vinden doorheen de complexe hoekdelen. Dit zorgde er waarschijnlijk ook voor dat deze symfonie bij zijn première een veel groter succes kende dan zijn voorgangers. Hij opent met een lang uitgesponnen, lyrische melodie in de celli, ondersteund door hoorns, waarin Bruckner zich van zijn meest liefelijke kant toont. Een verwante melodie opent ook het laatste deel, waarmee de componist een hechte eenheid creëert in zijn symfonie. De dramatiek waarvoor Ozawa resoluut kiest komt het best tot uiting in het magistrale tweede deel. Bruckner schreef deze muziek naar aanleiding van de dood van zijn grote idool Wagner en construeert een monumentale treurmars waarin twee thema's, het ene net iets hoopvoller dan het andere, elkaar afwisselen en continu gevarieerd worden. Het derde deel, een vurig scherzo, wordt wat trager en gezapiger genomen dan gewoonlijk, in de geest van de Oostenrijkse Ländler, als herinnering aan Bruckners geboortestreek Linz. Ozawa stelt zich wat vrijer op van de partituur dan andere dirigenten. Op verscheidene momenten zet hij een hoogtepunt, een nieuwe frase of een recapitulatie van de melodie in de verf door kleine tempowijzigingen: een komma in de muziek, een haast onmerkbare versnelling, ... Het is te danken aan Ozawa's talent dat zulke kleine 'extra's', (die Bruckner zelf niet voorschrijft), nooit storend werken, integendeel. Ook het vermelden waard: van deze symfonie bestaan (slechts, in vergelijking met andere symfonieën) twee versies: ééntje met cimbalen en triangel en ééntje zonder. Ozawa kiest voor de versie mét extra slagwerk, (die enkel tijdens de apotheose van het tweede deel spelen), en voor wie anders gewoon is, klinkt dit wat on- Bruckneriaans. Als er dan wat negatievers in deze cd zit is het wel dit: het orkest klinkt geweldig wanneer ze in blok spelen, maar soms stellen de (solo)blazers wat teleur. Niet dat dit de doorsnee luisteraar zal opvallen, laat staan storen, maar in vergelijking met andere opnames missen deze kleine interventies net dat betoverende ietsje- meer dat andere cd's zo geweldig maakt.
Toch is deze plaat zonder twijfel geslaagd en de kwaliteit van dit Japanse orkest is een aangename verrassing. Een opname van een bekend symfonisch werk als dit heeft echter veel concurrentie en als een vergelijking gemaakt moet worden, dan valt de keuze toch wel op, bijvoorbeeld, Herreweghe's recente opname. Maar dat wordt dan vergelijken tussen goed en nog beter natuurlijk.

Meer over Anton Bruckner


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.