In de Slavische mythologie is Rusalka een watergeest die leeft in meren en rivieren. In 1900, in een tijd waarin sociaal realisme ook zijn weg vond naar opera richtte Dvorak zich voor zijn laatste opera heel atypisch op deze sprookjesfiguur. Het verhaal is gebaseerd op 'Undine' van de la Motte Fouqué en ook deels op de beter bekende 'Kleine Zeemeermin' van Andersen. Het verhaal van Rusalka, de dochter van de watergeest, die menselijke liefde wil kennen en haar onsterfelijke bestaan opgeeft voor de gunsten van een prins klinkt ons inderdaad bekend in de oren.
De zangers vallen op deze opname echter wat tegen. Een cast van krachtige, Wagneriaanse operastemmen heeft geen enkel probleem om boven het orkest uit te komen maar zingt grotendeels op kracht en dat maakt vele nuances van deze muziek kapot. Dit is zeker zo voor hoofdrol Rusalka (Cheryl Baker), die op luide en hoge passages vaak geforceerd klinkt en een overmatig grote vibrato gebruikt. Ook Rosario La Spina, die de rol van de prins vertolkt, komt soms geforceerd over, wat veel charme wegneemt uit zijn hoogste register. Maar zijn sterfscène vertolkt hij ingetogen en met een mooie 'piano' klank die veel aangenamer is om te beluisteren. Ook knap zijn de rollen van de boswachter (Barry Ryan) en die van het keukenhulpje (Sian Pendry) die hun dialoog in de tweede akte zonder al te veel theater maar wel erg degelijk vertolken. De drie bosnimfen worden telkens mooi aangebracht, eerst vanuit de verte en steeds dichterbij komend en dit ruimtelijke effect in het theater wordt ook mooi op cd overgebracht. Jammer genoeg steekt een de drie stemmen soms wat al te scherp boven het ensemble uit, wat niet steeds maar af en toe wel wat onaangenaam opvalt.
Het orkest van de Australische opera zorgt echter voor een ongelooflijk sfeervolle begeleiding, suggestief en nachtelijk in de opening van de eerste en derde akte, feestelijk in de koninklijke mars van de tweede. Dit maakt vele momenten die wat zwakker zijn in de zang toch aanvaardbaar, zoals de klaagzang van Rusalka aan het begin van de derde akte. Dirigent Richard Hichox evoceert de schoonheid van Dvoraks Bohemen met melodieën die eenvoudige melodieuze charme en een bekoorlijke transparantie behouden, zelfs in de meer dramatische ensembles. De jachtmotieven in de tweede en derde akte, de mooie fluitsolo die het moment waarop de prins Rusalka weerziet begeleidt zijn momenten om te koesteren. Ook het naspel, met gedempte trompetten en strijkers en harp die van mijlenver weg lijken te komen is zo een moment.
Geen onverdeeld succes dus, deze opname, eerder een uitgave met veel mooie kantjes maar jammer genoeg ook met een cast die beter zou staan in Wagners 'ring' cyclus (en dan nog...) en zeker bij Dvorak vaak geforceerd en wat schreeuwerig moeten klinken om boven het orkest uit te komen. Jammer want dat doet de schitterende prestatie van enkele kleinere rollen, van het orkest en van het koor grotendeels teniet.
Meer over Antonin Dvorak
Verder bij Kwadratuur