Alle opera's van Vivaldi opnemen kan beslist een ambitieus project genoemd worden – de man zette maar liefst negenenveertig libretti op muziek en de meeste van die opera's zijn sinds de achttiende eeuw niet meer opgevoerd. Deze Atenaide werd geschreven voor het Teatro della Pergola in Firenze (waar trouwens ook deze opname werd gemaakt) en is een van de meer zeldzame achttiende eeuwse opera's die hun inspiratie niet uit de klassieke mythologie haalt maar uit het Byzantijnse rijk. Het verhaal van verraad en liefde rond prinses Atenaide die toevlucht zoekt in Byzantium om de Perzische prins Varane te ontsnappen vormde de gedroomde kans voor Vivaldi om zijn kunnen te bewijzen in de Toscaanse hoofdstad. Atenaide bevat dan ook verscheidene erg knappe aria's, gedeeltelijk afkomstig uit eerdere, succesrijke opera's en gedeeltelijk nieuw gecomponeerd. Zelfs de kleinere rollen uit de cast vallen op door de virtuoze eisen die Vivaldi aan hen stelt. Desondanks bleek Atenaide een flop te zijn en na enkele uitvoeringen in 1728 werd de opera afgevoerd zodat deze opname de allereerste uitvoering is in meer dan tweehonderdvijftig jaar.
De opnamekwaliteit zelf is ronduit schitterend en geeft orkest en solisten in al hun glorie weer. De strijkers van Modo Antiquo klinken rijkelijk maar transparant en de balans tussen zangers en orkest blijft steeds goed verzorgd. Dirigent Sardelli gaat met zijn ensemble Modo Antiquo voor vrij snelle tempi zodat Vivaldi's muziek vol ritmische energie komt te zitten. Dit geeft de zangers op hun beurt een niet te verwaarlozen steun, vooral op snelle passages. Vivaldi schrijft in enkele aria's blokfluiten voor, zoals in het mooie 'Bel passo di fido core', waar de klagende toon wat aan Bachs muziek doet denken. Omdat blokfluit en hobo in Vivaldi's tijd door dezelfde muzikanten gespeeld werden, werd beslist in enkele andere aria's de vioolpartijen te verdubbelen door twee hobo's, wat het geheel een kleurrijker karakter geeft. De basso continuo wordt, zoals vaak bij Vivaldi, versterkt met fagot.
Sterzangeres op deze opname is zonder enige twijfel Sandrine Piau, zelfs in een cast die opvalt door haar grote kwaliteit. Haar lichte, melodieuze stem is uiterst geschikt voor de vocale acrobatiek die Vivaldi voorschrijft, ook in aria's die in de eerste plaats lyrisch gedacht zijn. Vooral haar hoogte klinkt erg rijk en heel ongedwongen en natuurlijk. Vivica Genaux klinkt wat scherper dan Piau maar is even accuraat en vinnig op coloraturen. Nathalie Stutzmann kampt als Marziano met een erg veeleisende zangpartij, die de uitersten van het castraatregister verkent. Hoewel haar laagte soms wat zwaar kan klinken, bezit zij een uitstekende en heldere hoogte die, weerderom, steeds soepel blijft klinken. Romina Basso (Varane) zingt een typisch virtuoze castraatpartij vol snelle trekjes en indrukwekkende figuraties maar doet dat op zo een manier dat die nergens gehaast gaan klinken en altijd beheerst overkomen. Enige minpuntje is misschien tenor Paul Agnew, die de rol van Leontino vertolkt. Hoewel ook hij zijn virtuoze passages accuraat kan laten klinken, forceert hij al te vaak, waardoor hij nooit echt gefocust overkomt.
Toch blijft dit een steengoede opname die Vivaldi's vergeten opera's veel eer aandoet. Een warme aanrader voor alle liefhebbers van barokopera!