Het leven van Johann Sebastian Bach (1685-1750) viel ruwweg samen met de opgang van de moderne cello en het geleidelijk aan verdwijnen van de oudere viola da gamba, een instrument dat in hetzelfde register speelde maar een verschillende bouw had, met zes snaren in plaats van vier en fretten op de hals van het instrument.

Zo geweldig veel schreef Bach niet voor gamba en er bestaat weinig zekerheid over de compositiedatum van Bachs drie gambasonates. Dateren ze uit Bachs periode aan het hof in Cöthen, waar een groot deel van Bachs instrumentale muziek ontstond, of werden ze pas later, bijvoorbeeld in Leipzig gecomponeerd? Zeker is dat de sonates geen set van drie samenhangende werken vormen en bovendien in heel wat alternatieve versies bestaan: de sonate in G, BWV 1027 bestaat in een versie voor twee fluiten en continuo terwijl van de sonate in D, BWV 1028 een transcriptie voor viool bestaat.

Het was dus heel gewoon in Bachs tijd om bestaande werken een nieuwe instrumentatie te geven, die aangepast was aan wat er op dat moment voorhanden was. Zo opent deze cd, van gambaspeelster Lucile Boulanger en klavecinist Arnaud De Pasquale met een sonate die oorspronkelijk voor viool geschreven werd (BWV 1023), om verder te gaan met de sonate BWV 1027 voor viola da gamba, een bewerking die Bach zelf maakte van zijn triosonate voor twee fluiten en continuo BWV 1039.

De vioolsonate in e mineur doet het best goed in viola da gambatranscriptie, al is het wat gek om de snellere delen op dit lager gestemde instrument te horen. Het karakter van de dansen (allemande en gigue) uit de ‘vioolsonate’ wordt alvast mooi naar buiten gebracht, met een sterk contrasterende atmosfeer in elke dans uit de suites en veel energie in de uitvoering. Knap is bijvoorbeeld de gigue waarmee de sonate in e mineur eindigt en die gretig gebruik maakt van het diepe timbre en grotere klankvolume van de viola da gamba.

Lucile Boulanger beschikt bovendien over een bewonderenswaardig zuivere klank en een mooie, lyrische legato, die knap tot uiting mag komen in delen als het openingsdeel van de sonate BWV 1029 of het langzame deel uit BWV 1028. Het trage middeldeel van de sonate in g mineur, BWV 1029 moet het dan weer hebben van de heerlijk vrije manier waarop ze gespeeld wordt, met een rubato die zo persoonlijk klinkt dat hij aanvoelt alsof die ter plekke geïmproviseerd wordt.

De klavecimbel komt op deze opname bovendien tamelijk stevig door en klinkt erg direct. Dat valt het meeste op in de snellere delen van de sonates, waar een erg actieve begeleiding onder zit maar komt ook tot uiting in de toccata BWV 911, waar vooral de hoekdelen erg dik en solide overkomen. Die directe klank klinkt zelfverzekerd maar neemt soms ook wel wat charme weg, zoals in de fuga uit de toccata, waar een meer voorzichtig begin voor meer expressiviteit had gezorgd. Zulke kleine details doen echter nauwelijks afbreuk aan een mooie, nieuwe uitvoering die op een capabele en muzikale manier dit minder in het oog springende gedeelte van Bachs oeuvre belicht.

Meer over Johann Sebastian Bach


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.