Ferruccio Busoni (1866-1924), een protegé van Johannes Brahms, is een van die figureren uit de vroeg-twintigste eeuwse muziekgeschiedenis die vaker over het hoofd gezien wordt. Hem plaatsen in de context van de Duits/Weense avant garde of het Franse modernisme is moeilijk: Busoni's unieke kruisbestuiving tussen Duitse ernst en Italiaanse lyriek maakt dat hij weinig gelijkgestemde tijdgenoten kende. Een mogelijk punt van vergelijking is de al even weinig gespeelde muziek van Ermanno Wolf-Ferrari (1876-1948), wiens Italiaans gesproken opera's in Duitsland toch steevast meer succes hadden als in Italië.   

Het piano concerto opus 39 van Busoni moet beslist een van de meest grootschalige concerti zijn die ooit geschreven werden. Busoni plande het werk als een symfonie (een 'Italiaanse' symfonie, waarover snel meer) maar voorzag het uiteindelijk toch van een solistische pianopartij die qua virtuoze eisen de muziek van Brahms of Rachmaninov naar de kroon steekt. Dat Italiaanse zit hem in de titels (en het bijhorende karakter) van elk van de vijf delen: een 'Prologo e Introito' (van toch wel eerder Teutoonse, symfonische omvang) wordt opgevolgd door twee intermezzi: een 'Pezzo Giocoso' en een 'Pezzo Serioso'. Een klassiek vierdelig concerto zou afsluiten met de levendige 'Tarantella' als finale. Die 'Tarantella', het vierde deel, maakt echter de weg vrij voor de echte finale, een triomfantelijke 'Hymne aan Allah' (!) op een tekst uit 'Alladin' van de Deense dichter Adam Oelenschlager', gecomponeerd voor orkest, piano solo en mannenkoor. 

Stilistisch staat Busoni’s pianoconcerto dichter bij de grandioze symfonische muziek van Richard Strauss of Sergei Rachmaninov dan bij die van Italianen als Puccini. Filmmuziek - of filmmuziek avant la lettre alleszins - is nooit veraf, dankzij Busoni’s brede melodievoering en overvloedig gebruik van blaasinstrumenten. Bombast is dus troef, zeker in delen als het gewichtige derde deel of in de finale. Zelfs de 'Tarantella' in het vierde deel doet meer aan als een krachtige orkaan dan als een lichtvoetige mediterrane volksdans. 

Roberto Cappello toont zich een pianist met voldoende theatraliteit in huis om deze muziek uit te voeren. Hij beheerst zowel een machtige 'forte' dynamiek als een stille 'piano', al is die laatste binnen de context van dit rijkelijk van begeleiding voorziene werk wat minder in het oog springend. Bepaalde passages in dit pianoconcerto bevatten een gewichtsloosheid die bij Debussy of zelfs bij Chopin niet zou hebben misstaan en zulke lichtheid haalt Cappello dan ook mooi uit de partituur. Veel opvallender zijn echter de hard aangeslagen recitatief-achtige frases waarmee de piano in het eerste deel het orkest te lijf gaat. De finale, met een indrukwekkende maar enigszins van nuance verstoken prestatie van het Corale Luca Marenzio vormt een passend einde voor dit grandioze werk. Zowel orkest als koor vallen minder op met knappe momenten van individuele muzikanten als met hun pakkend overweldigende samenklank. Het gevoel voor spankracht dat dirigent Francesco La Vecchia in dit werk kan steken doet dit gigantische concerto dan ook zonder meer goed!

Meer over Ferruccio Busoni


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.