Het 'Trio Portici' stelt hier een verzameling voor van de muziek die Debussy voor viool, cello en piano schreef. Hoofdwerken zijn het pianotrio in G, een van Debussy's eerste composities uit 1879 en twee late sonates, voor viool en cello. Beide sonates hadden deel moeten uitmaken van een reeks van zes sonates, voor verschillende instrumenten maar slechts drie (voor cello en piano, viool en piano en fluit, altviool en harp) werden afgewerkt voor Debussy stierf in 1918. Beide sonates zijn ook erg kort, met een cellosonate die maar een tiental minuten duurt. De vioolsonate werd geschreven in het voorlaatste jaar van de eerste wereldoorlog en Debussy's angst voor de oorlog en zijn eigen ziekte geven het stuk haar turbulente, bezorgde karakter.

Het eerste deel van het trio baadt in een galante en lichtjes dromerige sfeer die prachtig de Parijse salons uit de negentiende eeuw oproept. In dit vroege werk zijn vele kenmerken van Debussy's muziek, zoals zijn polyritmiek en zijn gedurfde harmonische taal, nog niet aanwezig. Toch ademt de hele compositie een zelfde elegantie uit die ook in latere kamermuziek hoorbaar is. Voor een werk dat eigenlijk nog tot de Franse romantiek behoort, klinkt de interpretatie erg galant en ontspannen, zonder veel drama of heroïek. Heel mooi is het scherzo, een soort muzikaal sprookje dat zo uit 'de Notenkraker' of 'Ein Sommernachtstraum' had kunnen komen. Ook de gedreven finale ijlt nergens maar ontplooit zich op een gemoedelijke manier.

Violist Damien Pardoen voert Debussy's nogal virtuoze vioolpartij in de sonate voor viool en piano als het ware moeiteloos uit. De wilde karakterschommelingen in de finale van dit werk krijgen hier iets rusteloos, met snelle melodieflarden in de viool, alsof elke muzikale gedachte halverwege wordt afgebroken en vervangen door iets radicaal anders. Pianist Stéphane De May speelt met een oneindig lichte aanslag, zowel in de kamermuziek als in de twee korte solowerkjes 'Clair de Lune' en 'Réverie'. Met bassen die erg zacht gehouden worden en een heel intieme 'piano' dynamiek krijgt Debussy's muziek zo een erg dromerig, soms zelfs onwerelds karakter. Het hoge register klinkt helder en lumineus. Het bekende 'Claire de Lune' wordt uitgesponnen als een lange improvisatie, waarbij De May tijd neemt om na te denken voor elke nieuwe noot. Ook de trage passages uit het eerste deel van de cellosonate lijken iets onwezenlijks te hebben, in de zoekende akkoorden in de piano en onbestemde, vragende cellolijnen. Cellist Luc Tooten bezit een soepele, lichte en soms wat hese klank die in het trio in G als het ware in de klank van de viool versmelt. Beide strijkers maken bovendien erg smaakvol maar zonder dat het in het oor springt gebruik van vibrato, wat hun klank warm en aangenaam doet klinken. Een mooie Debussy-plaat dus, die een van Debussy's eerste werken aan zijn laatste twee kamermuziekwerken bindt in een elegante en verzorgde uitvoering.

Meer over Claude Debussy


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.