Met zijn vijfde symfonie sloeg Mahler nieuwe wegen in als componist. De programmatische symfonieën voor groot orkest, koor en/of solisten, met een sterke buitenmuzikale inhoud en een vrije vormgeving moesten plaats maken voor een strengere, uitsluitend instrumentale, op meer klassieke leest geschoeide maar sterk polyfoon gedachte compositie. Toch bezit ook deze symfonie een, zij het niet zo voor de hand liggend, programma. In de vijf delen van dit werk schetst Mahler (die enkele maanden voordien zijn toekomstige vrouw Alma Schindler had leren kennen) een overgang van duister naar licht, van wanhoop naar liefde en levenskracht. Zo begint het werk met een dodenmars, gevolgd door een turbulent tweede deel, dat de toon voor de rest van de symfonie schijnbaar tragisch en donker zet. Het derde deel, het scherzo, komt als een verrassing: het klinkt zonnig en energiek, al kent ook dit deel bij momenten zijn schaduwzijde. Het lyrische vierde deel, voor strijkers en harp, wordt gezien als Mahlers ode aan de liefde, als liefdesverklaring aan zijn Alma. Het gaat zonder onderbreking over in het vijfde deel, dat samen met de finale van de zevende symfonie een van de meest zorgeloze, exuberant-vrolijke stukken muziek is die hij schreef.

De dodenmars, het eerste deel, wordt eerder traag en met een zorgvuldig afgemeten tempo gespeeld. Enkel in de meer passionele passages wordt iets meer vrijheid genomen maar verder is het wachten op het stormachtige tweede deel voor meer beweging. De twee vrolijke delen van de symfonie, het scherzo en de finale, worden eerder langzaam genomen. Maar in plaats van energie te verliezen, winnen beide delen erg veel aan duidelijkheid en overzicht in een minder snel tempo. De muzikanten kunnen, vooral in het laatste deel, de tijd nemen om elk snel nootje zorgvuldig uit te spelen, waardoor de dikke textuur verrassend transparant begint te klinken. Het kernmotief van dit deel, een neerwaartse beweging van vier noten, wordt steeds erg gevoelig gespeeld, een beetje talmend op de eerste noot, waardoor dit exuberante deel bij momenten een welkom en heel natuurlijk gevoel van melancholie meekrijgt. Het scherzo komt dan weer over als een gezapige Boheemse dans, met heerlijk treuzelende motiefjes uit de volksmuziek die heel origineel en typisch 'Mahler' aandoen. Ook hier loopt het tempo steeds door, zelfs in de delen die de solohoorn doorgaans erg vrij neemt. Het serene en lieftallige vierde deel krijgt extra dimensie door de wat hese manier van spelen van de strijkersgroep. De strijkers kunnen erg vlot wisselen tussen een persoonlijke, kleine klank die erg doorzichtig is en een grootse sound die vlotjes opkan tegen de uitgebreide blazerbezetting. Passionele uitbarstingen worden moeiteloos gevolgd door heel intieme momenten. Het zijn echter vooral de koperblazers die in deze symfonie de hoofdrol spelen. De trompetsolo waarmee het werk begint klinkt uiterst droog en naakt, met een strak ritme en een militair élan. Hierdoor zet het zich los van de rest van het deel maar doordat dirigent Jonathan Nott de teugels stevig in de handen houdt en het tempo met ijzeren hand in de geest van de openingssolo laat doorlopen, stoort dit niet; het schept eerder precies de juiste sfeer. De trombones, vooral dan de bas, wegen wat al te sterk door, al stoort dit minder in de eerste twee delen, met hun dramatisch karakter, dan in het laatste. In het dichte, polyfone weefsel van dit deel kan een al te hard scheurende kopersectie namelijk meer kwaads dan goeds doen. De hoornsolo in het derde deel is dan weer uitstekend gespeeld, krachtig waar het hoort maar met veel gevoel en een erg mooie klank, die zelfs in orkestverband erg intiem kan klinken.

Dit is geen wereldschokkende Mahler-interpretatie. Jonathan Nott voegt niets onnodigs toe aan de partituur, speelt niet met orkestrale effecten en ook zijn tempi zijn conventioneel en weinig opzienbarend. Toch is dit een van de weinige uitvoeringen van Mahlers vijfde symfonie die diep gevoel van voldoening schenken aan wie ernaar luistert. Nergens heb je het gevoel dat je als luisteraar op je honger blijft zitten: hoewel Abbado of Rattle (om nu maar twee dirigenten te noemen die van dit werk ook schitterende opnames hebben gemaakt) soms andere accenten leggen, voelt deze versie steeds logisch en natuurlijk aan. En dat is zeldzaam.

Meer over Gustav Mahler


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.