‘Holy Abyss’ is het resultaat van een eerste ontmoeting tussen de Amerikaanse gitarist Joel Harrison, de Italiaanse bassist Lorenzo Feliciati, Amerikaanse drummer Dan Weiss, de Britse toetsenist Roy Powell en de Amerikaans-Vietnamese Cuong Vu. De liner notes drukken erop dat de band een liefde deelt voor moderne jazz die vrij is van stilistische limieten, wereldklanken incorporeert, onregelmatige maatsoorten en elektronica omhelst en op zoek gaat naar ongewone timbres en klankpaletten. Jammer genoeg is die liefde niet altijd op de plaat te merken. Al te vaak blijft de groep op veilige, platgetreden paden die vaak langs de zeventiger jaren van de ECM-stal zwerven.

De composities (voornamelijk die van Harrison ) schetsen duidelijke melodische lijnen, waar zelden buiten gekleurd mag worden. Gebeurt het toch dat een solist zijn schuchterheid verliest en het abstracte opzoekt, weerhoudt een zekere schroom hem ervan om zijn vleugels helemaal open te slaan en de wereld te verkennen. Het blijft allemaal voorzichtig, ingebed in melodie en harmonie.

‘Requiem for the Unknown Soldier’ trekt de plaat weinig spannend op gang. Lange, melancholische trompetnoten zetten de klaagzang voor de onbekende soldaat in. Fluweelzachte piano-arpeggio’s en voorzichtig drumgestreel vullen flauw de achtergrond op. Lyrisch haken gitaar en trompet in elkaar, maar verstappen zich en brengen een sentimenteel samenspel ten berde. Het tweede deel van het thema krijgt een zacht marsritme mee, maar weigert los te breken. Het kwintet doet nog een voorzichtige poging om een ontluisterende soundscape neer te zetten die verwijst naar het slagveld,maar blijft veel te braaf. Harrison’s gitaarsolo die erop volgt, pikt helemaal in op het Amerikaans-Hollywoodiaanse idee van oorlog. De groep rijdt zich dan opnieuw vast in de melodische beperktheid van het thema. Verder dan een eentonige contrapunt tussen een zingende gitaar en een zeurende trompet komen ze niet. Drummer Weiss slaagt er nog in een interessante finale bijeen te drummen, maar het kalf is reeds verdronken.

‘Saterday Night in Pendleton’ werd geïnspireerd door “één van de meest bizarre plekken op aarde ... dolle cowboys ... de uitgerekte, bloedmooie woestijn ...” Het thema sluit helaas aan op het vorige nummer en beperkt zich tot uitgerekte, lange noten die nooit echt boeien. Het vooral de begeleiding die schittert. Het nummer drijft op een broeierige, peinzende baslijn die perfect een Pink Panter-cartoon zou kunnen begeleiden. Weiss suggestief gedrum met hier en daar enkele roffels schudt de luisteraar op tijd en stond wakker. In de chorus schakelen de vijf over naar een slappe rockgroove met bijhorende 70s-orgelakkoorden, die echter als een soufflé inzakt door Vu’s en Harrisons afkeer van melodisch geweld. In de tweede chorus zetten ze dit ietwat recht met een hoekige riff.

Dat de groep zeker potentieel heeft, laten ze horen op het door Feliciati’s neergepende ‘Small Table Rules’. Een springerige basvamp en een lekkere swing geven toetsenist Roy Powell de perfecte basis om een bluesy bopsolo in te zetten. Terwijl bas en drum de groove gaande blijven houden, versplintert Vu het gladde thema snel. Hier tonen Vu en Harrison  dat ze wel buiten de lijntjes kunnen kleuren. Terwijl Powell venijnige blokakkoorden door de begeleiding gooit, profiteert Vu hiervan door hevig piepend enkel toonladders te demonteren, met als een schaduw Harrison s vervormde gitaar die de stukken achter haar probeert op te rapen.

Vu’s ‘Faith’ gaat op hetzelfde vrijere elan verder. Hier wordt wel een desolate soundscape opgebouwd waarin Vu en Harrison  noten uit hun instrument persen en textuur van trompet en gitaar vaak één worden. Harrisons spel is gebaseerd op dat van ECM-pionier Bill Frisell, en maakt vaak gebruik van volumepedaal, delay en vervormde om een aurale sonoriteit te creëren, zoals ook in aflsuiter ‘That Evening’.

‘Solos’ geeft wat het belooft: enkele sterke solo's. Een vlotte swing steekt af tegen een traag unisono thema van gitaar, trompet en bas dat dient als lijm tussen de solo’s. Powell steekt vingervlug van wal op piano, maar schakelt in zijn vinnige bopsolo al snel over in brokken melodie, beïnvloed door Harrisons melancholische gitaartonen die zich traag haaks op de snelle swing van de bas zetten. Knap is ook hoe de Amerikaan zijn gitaar als de kopstem van een operazangeres laat klinken, terwijl Vu haar trompet de diepte in stuurt en een donkere contrapunt inzet.

In de lome ballad ‘North Wind’ laten Vu en Harrison  hun gesynchroniseerde klankpalet helemaal in elkaar vloeien. Het spel is ontspannen, maar klinkt belegen. En ook in ‘Old and New’ slaagt de groep er niet om potten te breken. Hoewel de snijdende begeleiding weer ruimte geeft om lekker van jetje te geven, is de compositie te poppy en de trompetsolo te braaf.

‘Holy Abyss’ is een moeilijke plaat om te klasseren. De muzikanten bulken duidelijk van het talent, maar houden dat overwegend in toom. De acht composities incorporen de traditie op een zeer natuurlijke wijze. Bovendien bevatten ze enkele spannende momenten, maar over het algemeen kruipen de ongemakkelijke soundtracks nooit echt in de koude kleren en blijft hun lyrische benadering te braaf om een volledige plaat te boeien.

Meer over Harrison, Feliciati, Vu, Powell, Weiss


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.