Deze plaat vormt een hommage aan de Hongaarse dirigent Ferenc Fricsay die in het naoorlogse Duitsland carrière maakte als dirigent van onder meer het RIAS symfonieorkest, de Berliner Philharmoniker en het orkest van de Beierse opera. Fricsay stierf op relatief jonge leeftijd maar maakte vooral naam als voorvechter van hedendaagse muziek en deze opnames, van Stravinskis vioolconcerto en het ballet 'le Sacre du Printemps' en Bela Bartoks 'Divertimento voor Strijkorkest' doen die reputatie eer aan. De opnames dateren uit 1951 (het concerto) en uit 1953 voor de andere twee werken.

Het is vooral het orkest, het Kölner Rundfunk-Sinfonie-Orchester, tegenwoordig het WDR Orchester, dat uitblinkt in beide Stravinskis. Vanaf de eerste frase van het vioolconcerto, een haast rituele introductie waarmee elk deel begint, voel je als luisteraar dat dit muziek is zoals Stravinski het gewild had. De wat nasale klank van de fagotten en althobo, de droge, sterk gearticuleerde manier van spelen bij de blazers in het algemeen maken van het eerste deel van het concerto een uitvoering die ondanks haar leeftijd nog uiterst overtuigend overkomt. De finale blaakt van gezondheid, met zijn levendige samenspel tussen solist en orkest. Hier tegenover staat dan Grumiaux' vioolspel, dat over de hele lijn veel lyrischer is en aan Stravinskis concerto een romantisch kantje geeft. De twee middendelen (Aria I en II) worden zangerig gespeeld, de eerste aria met een dreigende ondertoon, de tweede onbeschaamd zangerig.

Verrassend genoeg bevat 'Le Sacre du Printemps' enkele opmerkelijke 'rubato' momenten, waar het tempo, met zijn grillige maatwisselingen niet erg vast lijkt te staan. Betekende deze muziek misschien meer dan tegenwoordig een uitzonderlijke uitdaging voor het orkest? De opnameklank in dit ballet is weer wat doffer, wat vooral in de gewelddadige passages hoorbaar is, waar ritmiek net iets helderder had gekund. Erg mooi zijn dan weer de momenten van verlatenheid en mysterie, zoals in de aanloop naar de finale van het eerste deel of in de opening van het tweede.

Bartoks divertimento voor strijkorkest heeft het voordeel van de beste klankkwaliteit op de plaat en Fricsay weet natuurlijk hoe hij de muziek van zijn landgenoot Bartok moet aanpakken. Het openingsdeel 'Allegro non Troppo' bezit een gezond gevoel voor ritme, terwijl het laatste 'Allegro Assai' met gepaste volkse ruwheid uitgevoerd wordt – een Hongaarse boerendans zonder teveel ruimte voor elegantie of verfijning.

Ondanks de leeftijd van deze opnames, de klankkwaliteit die wat minder is en een orkest dat niet altijd even perfect speelt als men tegenwoordig gewoon geworden is, blijft dit een erg sterke cd. Want Friscays aanpak van Stravinski en Bartok, meer dan vijftig jaar oud, brengt niettemin nieuwe, boeiende dingen aan het licht.

Meer over Igor Stravinski, Bela Bartok


Verder bij Kwadratuur

Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.