Johann Gottfried Müthel is een van die vergeten namen uit de achttiende eeuw, afkomstig uit Möln in Schleswig-Holstein in Noord-Duitsland. Hij was een de laatste studenten van een in 1750 al blinde Johann Sebastian Bach, voordat hij zich na enkele omzwervingen in Europa aan de Baltische zee vestigde. Müthel was een wat excentriekeling, die, ondanks de betere aanbiedingen die hij uit Duitsland kreeg, toch zijn hele leven lang in de Duitse kolonie in het (toenmalig) Russische Riga bleef wonen. In tegenstelling tot vele van zijn laat-barokke of vroeg-klassieke tijdgenoten is zijn oeuvre ook erg beperkt. Zoals hij zelf meermaals verklaarde, schreef hij geen muziek op commando maar wanneer de inspiratie tot hem kwam (hij was tijdens de latere jaren van zijn leven ook geen hofcomponist meer) en zijn catalogus bevat dan ook weinig grote werken. Enkele concerti voor klavier, klaviersonates, een enkele cantate en enkele losse kamermuziekwerken zijn zowat alles wat ons van Johann Gottfried Müthel overblijft.

Müthels muziek is vroeg-klassiek en stamt uit een tijd dat de muzikale smaak in Europa zich afkeerde van de als artificieel en gecompliceerd beschouwde barokke affectenleer. Eenvoud, charme en gevoeligheid kenmerken deze muziek en Müthels liefde voor volksmuziek is daar niet vreemd aan. Zo opent deze dubbel-cd met een 'polonaise' voor traverso, twee violen en continuo (Poolse cultuur en muziek waren rond 1770 sterk in de mode en daarmee ook de polonaise), die binnen het achttiende-eeuwse muzikale taalgebruik toch wat onbehouwen en pastoraal klinkt.

Een sonate in D majeur voor traverso en klavecimbel wordt door fluitist Karl Kaiser erg mooi en afgewerkt, zij het dan een tikkeltje overdreven gestileerd uitgevoerd. In tegenstelling tot enkele andere werken op de twee cd's, is dit nog een werkje dat naar de barok, met zijn strikt gedefinieerde figuraties en melodiewendingen teruggrijpt. De twee 'polonaises' voor twee violen en cello worden dan weer wel ongedwongen uitgevoerd met een vlot tempo en schijnbaar zonder moeite.

De losse werken voor klavecimbel, waaronder een duet voor twee klavecimbels, worden vol met vlugge barokke versieringen uitgevoerd maar met een soms wat harde, agressieve aanslag die deze muziek veel minder fijn doet klinken. Zeker in het trage middendeel stoort dit een beetje en het neemt ook wat charme weg van de sonate voor traverso.

De drie concerti op de tweede cd (eentje voor klavecimbel, eentje voor twee fagotten en eentje voor twee fagotten en klavecimbel) worden energiek uitgevoerd, met een volle, stevige klank in het orkest. Het is wat jammer dat solist Gregor Hollmann op klavecimbel soms wat rauw speelt, zeker in het laagste register en dat geeft deze werken een wat ruw uiterlijk. Dat ruwe komt echter goed tot haar recht in het eerste deel van het concerto voor twee fagotten, dat hier stevig in zijn schoenen staat. Beide solisten spelen met een dikke, wat zware klank die heel prominent en solistisch klinkt. Niet elke snelle trek is echter even duidelijk gearticuleerd maar verder zijn dit drie boeiende en melodische concerti, een perfect uithangbord voor de knappe muziek van deze vergeten componist.

Meer over Johann Gottfried Müthel


Verder bij Kwadratuur
  • Helaas geen extra info meer.

Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.