In een bloemlezing van Duitse barokcomponisten duikt vroeg of laat de naam van Johann Gottlieb Graun (1702-1771) op, een figuur die op de overgang tussen barok en classicisme staat. Graun studeerde zowel in zijn eigen Saksen (bij Johann Pisendel) als in Padua bij de vioolvirtuoos Giuseppe Tartini. Geen wonder dan dat Grauns oeuvre talloze virtuoze concerti voor strijkers bevat, in een mengstijl tussen bedachtzame Duitse en exuberante Italiaanse barok. Graun vond werk als concertmeester aan het Koninklijke hof van Pruisen-Brandenburg in Berlijn in dienst van Friedrich Wilhelm I. Friedrich Wilhelm was geen groot muziekliefhebber en Graun componeerde de meeste van zijn voornamelijk puur instrumentale, seculiere composities voor Friedrichs zoon en kroonprins, de latere Frederik de Grote die in 1740 de troon besteeg en het hoforkest aanzienlijk uitbreidde. Het Oostenrijkse Moderntimes_1800 koos vijf concerti uit voor deze uitgave - twee vioolconcerti, een altvioolconcerto en twee dubbelconcerti voor twee violen – en wordt geleid door Ilia Korol, die tevens solist is en behendig afwisselt tussen viool en altviool, iets wat in de achttiende eeuw trouwens wel vaker de gewoonte was.
Met het oog op de vurige Italiaanse stijl waardoor Graun zich liet beïnvloeden, klinkt deze uitvoering echter wat braafjes. Moderntimes_1800, het ensemble dat de uitvoering verzorgt, speelt kundig genoeg maar dit blijven eigenlijk viool- en altvioolconcerti in de beste virtuoze Italiaanse traditie van Tartini of Vivaldi, met hun uiterlijk vertoon en bravoure en daar blijft hier weinig van over. De finales klinken snel en elk loopje wordt behendig genomen maar daar blijft het zowat bij. Vinnige accenten, grote contrasten of een opzichtig ten gehore brengen van technisch kunnen (iets wat niet overal past maar deze muziek niet zou misstaan) blijven allemaal achterwege. Ook de twee concerti waar een paar hoorns de strijkers komt versterken (de dubbelvioolconcerti in G en F majeur) komen wat zwakjes over. De hoge hoornpartijen worden echter vlekkeloos uitgespeeld maar de hoorns voegen verder eerder een kleur dan een karakter toe. Zelfs de langzame delen komen wat afstandelijk over. Een vlakke, barokke klank bij de solisten zou geen expressie mogen verhinderen maar bijvoorbeeld van de Italiaanse karakteraanduiding 'mesto' (triestig) in het middendeel van het dubbelconcerto voor twee violen blijft hier niet zoveel over.
Nochtans is dit muziek die barst van energie, van de behendige finale uit het concerto in A majeur (dat waarschijnlijk eerder aan een cellist uit de Berlijnse hofkapel, Markus Heinrich Grauel toegeschreven kan worden) tot het levenslustige eerste deel uit het dubbelconcerto voor twee violen in F met zijn snelle begeleidingsfiguurtjes.
Graun componeerde aantrekkelijke muziek op de grens van barok en classicisme. De Italiaanse invloeden in deze vijf concerti voor strijkers zorgen voor vurige, energieke concerti maar deze uitvoering kiest voor een wat meer voorzichtige interpretatie, een keuze die deze muziek weliswaar erg capabel uitgevoerd doet klinken maar net zo goed wat minder interessant maakt.
Meer over Johann Gottlieb Graun
Verder bij Kwadratuur
Interessante links