Met het ensemble 'Four Centuries of Bach' wil de Canadese barokhoboïst John Abberger de driehonderdste verjaardag van Bachs eerste composities vieren en tegelijkertijd een vierde eeuw van Bachs muziek inluiden. En dit doen ze op hun eerste cd met vier van Bachs concerti voor hobo en strijkers. Al de hoboconcerti van Bach zijn arrangementen, of beter gezegd, reconstructies, want de originelen zijn verloren gegaan en de muziek is ons alleen bewaard gebleven in Bachs eigen bewerkingen met klavecimbel als solo-instrument. De selectie op deze plaat is echter wat ongewoon; drie bekendere concerti (waaronder het dubbelconcerto voor viool en hobo BWV 1060 en het concerto voor oboe d'amore) worden aangevuld met een ongewone transcriptie van een klavecimbelconcerto in G. Dit is een werk waarvan de solopartij evengoed oorspronkelijk eerder voor viool had kunnen zijn, maar die de barokhobo ook erg goed ligt. Ook de andere werken, voornamelijk het concerto voor oboe d'amore, bevatten verrassende momenten in de begeleidende stemmen of de solopartij, die beiden wat afwijken van wat gewoonlijk gespeeld wordt.
Jammer genoeg komt de uitvoering niet altijd even sterk uit de hoek. Aan Abbergers talent valt echter niet te twijfelen; hij speelt vlot en gemakkelijk, met een lichte maar heel soepele toon. Sommige frases haalt hij echter wat teveel in kleine stukjes uit elkaar, waardoor hij lange spanningsbogen moeilijk kan vasthouden. Virtuoze trekjes klinken dan ook vaak iets teveel als snelle noten zonder meer, wat de muziek een heel ontspannend karakter geeft, maar de harmonische spanning van Bachs muziek ook vaak teniet doet. Eenzelfde ontspannen sfeer heerst ook in de trage delen, zelfs diegene die in mineur geschreven zijn. Als Abbergers articulatie net dat ietsje meer variatie had gekend, had een traag deel als het mooie middendeel uit het concert in G (een deel dat geleend werd uit een cantate) plots veel meer diepgang gekregen. Ook het orkest (strijkkwintet met continuo) valt, om dezelfde reden, wat tegen. Zo worden ook hier lange muzikale lijnen al te vaak geknipt in kleinere segmentjes en had de muziek op veel plaatsen meer reliëf kunnen gebruiken. Het begin van het concerto BWV 1053, met zijn virtuoze opening in de eerste viool, is een goed voorbeeld van hoe een lange lijn uit elkaar kan vallen en zo haar kracht verliest. Als je daar de schitterende opname van Marcel Ponseele (Accent 24165) van nagenoeg dezelfde werken tegenover legt, merk je meteen het verschil met deze getrouwe maar enigszins droge interpretatie. Niet dat deze opname in se onverzorgd is, integendeel: veel fraseringen lopen mooi gelijk, kleine cesuren worden subtiel aangebracht en je hoort als luisteraar dat de muzikanten elkaar steeds goed aanvoelen. Hier spelen duidelijk uitstekende muzikanten. Maar barokke retoriek of dramatiek en enthousiasme in het spelen ontbreken al te vaak, zowel bij solist als muzikanten.
Meer over Johann Sebastian Bach
Verder bij Kwadratuur
Interessante links