Na de fameuze Clara Haskil-pianowedstrijd in September 2009 gewonnen te hebben, reef de Franse pianist Adam Laloum een contract binnen bij het label Mirare. Hoewel Schubert en Mozart hem al langer bezig hielden, koos de virtuoos toch om op cd te debuteren met Brahms. Een keuze die voor jonge pianisten niet voor de hand ligt, niet zozeer omwille van technische hindernissen, wel omdat het pianistieke inzicht in hoe deze werken aan te pakken dikwijls pas op latere leeftijd komt. Laloum beschikt echter reeds over alle maturiteit nodig om Brahms uit te voeren en sluit zich aan bij de uitvoeringspraktijk van de oude meesters, met name Wilhelm Kempff en Arthur Rubinstein. Die vertrokken steevast vanuit de partituur zelf en streefden geen grote vrijheid na, wat hedendaagse interpreten dikwijls wél durven doen. Moderne opnames van Brahms' 'Klavierstücke, opus 76' klinken daardoor soms toegankelijker en iets zeemzoeteriger, een weliswaar interessante klemtoon, maar een die ergens ook afbreuk dreigt te doen aan Brahms' genie. Wat dat betreft is de recente opname van Nicolas Angelich bijvoorbeeld boeiend studiemateriaal, zeker in vergelijking met de "intellectuele" aanpak van Laloum.
Het is haast niet te geloven dat een debutant uitpakt met vier monumentale klavierwerken van de Duitse romanticus. De 'Variaties op een thema in D opus 21, nr. 1' pakt Laloum met een prachtig soort rubato aan, waardoor het werk heel poëtisch uit een diepe slaap lijkt te ontwaken en langzaam aan zijn ontwikkeling begint. De pianist vat het stuk als een lange boog op en eigenlijk bestaat zijn interpretatie uit een langgerekte spanningsboog naar de emotionele dieptes die ongeveer halverwege worden bereikt, waarna Laloum terug afbouwt, zonder daarbij de intensiteit los te laten die hij doorheen het grote culminatiepunt had weten te bereiken. Technisch blijft hij onweerstaanbaar goed en dankzij de schitterende opnametechnieken bij Mirare komt dat perfect tot uiting. Het geluid is kraakhelder en men krijgt het gevoel de hele ervaring in de nabijheid van Laloum te beleven, zonder dat de bassen te zwaar worden of de hoge noten te scherp.
In de briljante 'Klavierstücke opus 76' komt de opnametechnische superioriteit verder aan de oppervlakte. Altijd blijven de moeilijke trekken transparant en beide handen integreren heel goed, hoewel ze ook duidelijk afzonderlijk hoorbaar en volgbaar zijn. Specifiek in deze opname is dat een groot surplus, want Laloum is iemand die de frasering tot het uiterste doordrijft en heel subtiele klemtonen legt, naast de grotere bewegingen die hij, zoals vermeld vrij traditioneel, aanbrengt in de partituren. Ook de 'Klavierstücke' krijgen dankzij Laloums inzicht een schitterende consistentie, waardoor de acht delen als beschouwingen rond hetzelfde basisconcept kunnen opgevat worden. Het tweede capriccio is vederlicht, het tweede intermezzo duisterder dan anders, het derde capriccio meer beheerst en het vierde verbazend tactvol opgebouwd.
Vervolgens gaat Laloum chronologisch verder met het verkennen van Brahms' pianocataloog, meer specifiek met Brahms' twee rapsodieën opus 79 op het programma. In het eerste ('Agitato') transformeert de pianist als het ware in een krachtpatser wiens stoten niet gewelddadig, maar goed gemikt en perfect gedoseerd zijn. In het tweede kruipt Laloum met dezelfde passie achter het klavier, maar hier is hij ook meer teder, hoewel ook dat gevoel omslaat in een meer obscure tint waarvan Laloum het mysterieuze aspect schitterend levende weet te houden.
Tot slot neemt de pianist de luisteraar mee naar de drie intermezzi opus 117, waarin Brahms (naar het einde van zijn leven toe) een zachtere stem vond, waarvoor Laloum de ideale melancholie vindt - totaal gespeend van hol sentiment of overdreven interpretatieve keuzes die men uitsluitend maakt om op te vallen. Laloum houdt het sober en bescheiden, maar gaat de grote emoties niet uit de weg wanneer die zich aandienen. Een grotere eer kon Adam Laloum de componist amper bewijzen.
Na een meeslepende mix van tachtig minuten beheersing en overgave, blijft de luisteraar verpletterd en sprakeloos achter. Als slotsom moet gezegd dat men een debuut van deze kwaliteit, waarvoor men alle superlatieven uit de kast mag halen, zelden tegen het lijf loopt. Alle concertprogrammatoren die dit lezen, weten dus wat hen te doen staat.