Het was een vreemde situatie op 11 februari 2006 in het KC België: drie minderjarige Amerikanen die hun eerste optreden buiten de VS gaven (uiteraard vergezeld door hun vaders), voor een publiek dat overwegend uit dertigers en veertigers bestond. Een officiële release hadden ze nog niet, maar een label al wel: FatCat. Dat een maatschappij met de naam en faam van dit Britse huis muzikanten tekende die nog op de schoolbanken moeten zitten, was toen een verhaal dat als een vuurtje rondging en dat nu met 'Tooth and Claw' concreet vorm gekregen heeft.
Zoals live al te horen was, zijn Chaz Knapp, Joshua Bertram en John-Michael Foss (momenteel de enige meerderjarige van de drie) tieners met een zwak voor het meer kleurrijke knutselwerk. Op kleine songachtige structuren van getokkelde gitaren en occasioneel een piano bouwen ze wankele constructies met fluitende vogeltjes, knorrende, piepende of slijpende geluiden, vreemde melodicamelodietje en allerhande percussie. Zoals ze zich bij deze collages weinig aantrekken van al te strakke metra en ritmes, zo nemen ze het al zingend niet te nauw met toonhoogtes. Bovendien zweren ze bij hoge stemmetjes – net niet van het heliumtype – die in al hun kinderlijkheid even goed behekst of gemeen grijnzend klinken, alsof Aphex Twin zijn versie van 'Altijd is Kortjakje Ziek' komt inzingen. Dat de toonhoogtes van stemmen en instrumenten hier en daar niet mooi samen passen, kan de pret niet drukken: echte harde dissonanten zijn op deze cd immers totaal afwezig.
Wie dergelijke muziek maakt, zal zichzelf snel in de hoek van de nieuwe folkbeweging geplaatst weten: de knullige collages, de eenvoudige songformules en de stemmetjes maken de groep schatplichtig aan CocoRosie, Devendra Banhart en tutti quanti, maar uiteraard nog het meest aan een band als Animal Collective. Hoewel de Amerikaanse tieners duidelijk wel de prettige gekte van deze oudere collega's geërfd hebben, slagen ze er (nog) niet in om hun tracks dezelfde cohesie te geven. Het bizarre wordt al snel alleen maar bizar, vreemde klanken en stemeffecten worden door hun veelvuldig gebruik formules, en de percussie die hier en daar quasi achteloos op de songs gelegd wordt, klinkt losstaand van de rest in het gelaagde geluid.
Toch kan Our Brother the Native geen klankgevoeligheid ontkend worden. Vooral 'Octopodidae' is een bijzonder veelbelovende track, waarop een opgenomen preek en een akoestische gitaar de achtergrond vormen voor een heerlijk collage met cello, heel herkenbare melodielijnen en een opera-achtige sample als kers op de taart. Het is alleen jammer dat het jonge trio de taart niet wat meer heeft laten bakken, want hoewel het muzikale vocabularium hier heel uitnodigend klinkt, wordt er nog te weinig met het materiaal gedaan. Maar om dat recht te zetten hebben deze drie nog al de tijd. En met FatCat de juiste omgeving.
Meer over Our Brother the Native
Verder bij Kwadratuur
Interessante links