Voorbeelden zijn er genoeg in de muziekgeschiedenis van werken die een 'in memoriam' met zich meedragen. En dan spreken we nog niet meteen van requiemcomposities maar van niet-religieuze muziekstukken die geschreven werden ter nagedachtenis van iemand die de componist nauw aan het hart lag. Franse barokke componisten gebruikten het woord 'tombeau' voor zulke werken, zoals in Rameaus 'tombeau de couperin' dat geschreven werd voor zijn overleden collega François Couperin. De term 'Trio Elégiaque' past voor de twee klaviertrios die hier opgenomen werden. De Tsjechische componist Bedrich Smetana schreef het zijne in 1855 na de dood van zijn oudste dochter en Tchaikovskis pianotrio eert de nagedachtenis van zijn mentor, de pianist Nikolai Rubinstein. Het onderschrift van dit laatste trio leest dan ook "à la mémoire d'un grand artiste".
Tchaikovski was geen componist die veel kamermuziek schreef want hij verkoos het symfonische orkest in zijn symfonieën en opera's om zijn muzikale visie te verwoorden. Ironisch genoeg komen Tchaikovskis soms zelfs obsessieve herhalingen en grandioze climaxen hier veel minder bombastisch en veel 'echter', veel eerlijker over dan in zijn orkestwerk. Zo mag dit trio een door en door romantische interpretatie meekrijgen met zijn stormachtige tempi en wilde karakterwisselingen zonder dat deze muziek karikaturaal gaat overkomen. Geen lichte vioolpartij dus, die in Tchaikovskis variatiereeks de cello en de piano omspeelt maar een interpretatie waarbij violist Wolfgang Redik in elke noot kruipt en elke frase haar volle waarde meegeeft. Het Russische volksgevoel is zo nooit ver weg en zelfs de fuga aan het eind van de variatiereeks bezit een soort van gezellige onbehouwenheid die eigen is aan deze Russische school.
Smetana's trio is klassieker opgevat, is driedelig en volgt een traditionele opbouw, behalve dan in het rapsodische middendeel, dat een vrije structuur kent. De manier van spelen doet hier aan Brahms denken maar dan wel een Brahms die uitzonderlijk stormachtig kan klinken, alsof de drie muzikanten zich in het eerste deel vooral, verzetten tegen het onverbiddelijke noodlot. De hoofdbrok van het middendeel wordt gevormd door een soort van intermezzo, als een soort van herinnering aan betere tijden en wordt lichtvoetig en comfortabel uitgevoerd, zonder weerstand en met alle scherpe kantjes zorgvuldig afgerond. Over het heroïsche tweede thema van dit deel of het nerveuze derde deel hangt dan weer onmiskenbaar de schaduw van de Duitse romantiek, van Brahms of Schumann.
De rijke klank die alle MDG opnames kenmerkt, maakt ook hier weer zijn opwachting en zorgt ervoor dat beide pianotrio's warm en comfortabel overkomen, met een malse klank bij de strijkers en een piano die in alle registers precies de juiste hoeveelheid galm meekrijgt.
Het is de muzikale grootspraak, toch zeldzamer in kamermuziek dan in orkestmuziek die deze opname haar onmiskenbaar Slavische karakter verleent. Het Wiener Klaviertrio zorgt voor een uitvoering van deze minder gekende kamermuziek die moeiteloos overtuigt door zijn diepgang en engagement.
Meer over Peter Tschaikowsky, Bedrich Smetana
Verder bij Kwadratuur
Interessante links