Jean-Philippe Rameau is in de eerste plaats bekend om zijn opera’s, waarvan hij er bijna dertig componeerde. Die opera’s bevatten, in de grandioze Franse hoftraditie, ook balletscènes, dansen, pantomimes en instrumentale tussenspelen. Uit zijn allereerste opera, ‘Les Indes Galantes’ distilleerde Rameau zelf zulke instrumentale stukken tot vier meerdelige suites voor klavecimbel. Die suites genoten een grote populariteit maar het reduceren van operamuziek voor klavecimbel is een praktijk die hij met zijn latere werken niet meer zou toepassen.

Klavecinisten Pierre Hantaï en Skip Sempé namen een voorbeeld aan Rameau en bewerkten een hele verzameling instrumentale stukken uit andere theaterwerken voor twee klavecimbels. De korte deeltjes, negenentwintig in totaal, komen (bijna) allemaal uit opera’s van Rameau en omvatten zowel ouvertures en preludes als dansnummers en karakterstukjes. De afwisseling van ernstige muziek in de preludes en ontspanningsmuziek in de dansnummers zorgt voor een bonte maar boeiende verzameling late Franse barok.

‘Les Indes Galantes’ zelf is een verzameling korte beschrijvende stukjes, elk met hun eigen speciale atmosfeer en geluidseffecten. ‘Les Sauvages’, bijvoorbeeld, speelt met wilde contrasten en een ruwe mineurtoonaard om een beeld te scheppen van de inboorlingen die Franse kolonisten in Indië en Noord-Amerika tegenkwamen. De ‘Air pour les Bostangis’ valt op door zijn hamerende, wilde begeleiding, een element van deze muziek die in een uitvoering door twee klavecimbels niet minder frappant overkomt dan in orkestverband. Het is een vroeg voorbeeld van de exotische, namaak-Turkse muziek die zo populair zou worden in het achttiende-eeuwse Europa. De uittreksels uit de ‘Pièces de Clavecin en Concerts’ kunnen even theatraal overkomen, zoals het springerige ‘Pantomines’, dat duidelijk bedoeld is als achtergrondmuziek bij een niet al te ernstig moment op de bühne.

In een verzameling met karakterstukjes, mag een pastorale met bourdonbegeleiding ook niet ontbreken. De enkele stukjes die de titel ‘Musette’ dragen, getuigen van een Rousseau-achtige heimwee naar een eenvoudiger leven op het platteland. De ‘Tambourins’, simpele maar opzwepende dansen die met regelmaat in Rameaus opera’s en suites terug te vinden zijn, krijgen een passend kordate uitvoering mee. De zware cadans van zulke ‘Tambourins’ als die uit ‘Les Fêtes d’Hébé’ en de volle klank van twee klavecimbels maken veel indruk maar staat het uitvoeren van fijne versieringen niet in de weg. De ‘Tambourins’ uit ‘Dardanus’, wordt bijvoorbeeld continu van een hele reeks ornamenten voorzien, wat dit simpelere stukje muziek toch virtuoos doet overkomen.

Enkele stukken vallen dan weer op door hun harmonisch raffinement of knappe melodievoering. De ‘Chaconne’ uit de opera ‘Dardanus’ is zo een stuk dat weelderig van ornamenten voorzien werd en zorgzaam uitgekozen akkoorden bevat. De ouverture uit ‘Pygmalion’ laat twee uiterst heldere klavecimbels horen die onder elkaar net zo indrukwekkend kunnen klinken als een groot barokensemble. Skip Sempé en Pierre Hantaï slagen er bovendien in om in de trage inleiding tot deze ouverture een opvallend lyrische uitvoering uit hun instrumenten te halen. Het korte menuet uit de opera ‘Hippolyte et Aricie’ weerklinktmet een delicate, droge klank die deze dans erg fijnzinnig doet overkomen.

Aan de kunde waarmee beide klavecinisten deze muziek uitvoeren, hoeft niet getwijfeld te worden. Deze barokke muziek, met zijn talrijke ornamentjes en versieringen komt zonder meer gracieus over, klinkt virtuoos waar nodig maar nooit moeilijk en wint veel bij een nu eens pittige, dan weer zoete en galante uitvoering.

Meer over Jean-Philippe Rameau


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.