Als de grootste verdienste van Albert Roussel (1869-1937) er een als leraar is, onder meer van een hele generatie vroeg twintigste-eeuwse componisten als Bohuslav Martinu, Eric Satie en Edgard Varèse, dan doet die beoordeling zijn muziek zelf oneer aan. Roussel schreef namelijk een hele reeks orkestwerken, waaruit het Royal Scottish National Orchestra hier een greep doet. En die orkestwerken maakten van Roussel een van de belangrijkste figuren uit het Franse interbellum.

Hoofdwerk is de vierde symfonie uit 1934. Dit is – ondanks de zware schrijfstijl en atonaliteit – uitbundige muziek en die uitbundigheid komt goed over bij het Royal Scottish National Orchestra. Er wordt op kracht gespeeld, zeker in de hevige momenten van de vierde symfonie maar het orkest gaat daarom niet meteen bikkelhard klinken. En stevige sectie koperblazers blijft een gevoel van briljantie uitstralen. Een typisch Franse zin voor heldere orkestkleuren is een constante op de hele cd. Bovendien kan dirigent Stéphane Denève op enkele momenten het roer omgooien en een lieflijk zachte toon uit het orkest halen. Mooie solistische prestaties bij de blazers zijn er ook te over, al is dit zeker niet de meest diepzinnige muziek. De finale of het ‘allegro scherzando’ van de symfonie zijn simpele momenten van lichtjes ironische vrolijkheid, erg typerend voor de Franse muziek uit het interbellum.

De ‘Rapsodie Flamande’ is een karakteristiek Franse kijk op het Vlaamse boerenleven. Het is tevens Roussels ode aan zijn geboortestreek want hij kwam oorspronkelijk uit Tourcoing in Frans-Vlaanderen. Dat maakt de ‘Vlaamse rapsodie’ tot een potpourri van oude Vlaamse liederen (uit de zestiende en zeventiende eeuw) die op rustieke wijze verwerkt worden tot een symfonische fantasie. Men mag gerust dus een jolige boerendans verwachten als finale of een idyllische scène (met soloviool) midden in de velden als langzaam deel. Niet zo verrassend allemaal maar best leuk om te beluisteren.

De drie andere werken vallen min of meer in dezelfde categorie van kleinschalige, charmante werkjes voor kamerorkest. De ‘Petite Suite’ opus 39 bevat vrolijke maar korte hoekdelen rond een duistere en tamelijk lange ‘Pastorale’. Het ‘Concert pour Petit Orchestre’ stelt wat teleur in dat het niet echt een memorabel werk is, dat verstoken is van in het gehoor liggende melodieën en soms stil valt maar wel een zorgzame orkestratie laat horen. Grote instrumentale soli blijven bij Roussel afwezig maar hij speelt met kleur en timbre, nergens meer dan in het kalme middendeel. De korte ‘Sinfonietta’ is dan herkenbaarder en mag afsluiten met een bondige maar opgewekte finale. Dat is dan meteen een van de meest melodieuze en een van de meest toegankelijke delen van de hele cd.

Echt transparant zijn delen als het scherzo uit de symfonie of het eerste deel (‘Aubade’) uit Roussels ‘Petite Suite’ niet echt maar dat kan evengoed aan de schrijfstijl van Roussel liggen. Roussel schrijft niet bombastisch maar houdt ervan meerdere lagen vaak erg actieve begeleiding, melodie en tegenmelodie boven elkaar te leggen en dat wil de textuur wel eens wat troebel maken.

Roussels muziek laat niet bijzonder veel interpretatiemogelijkheden toe: hij staat er wanneer de partituur trouw uitgevoerd wordt en dat is iets waar men op een cd-opname toch wel van mag uitgaan! Toch voegt Stéphane Denève aan het roer van het Royal Scottish National Orchestra graag enkele kleine aardigheidjes toe en zorgt het Schotse orkest zelf voor een uitvoering vol karakter. Zulke details als een mooi afgewerkte frasering of een gedisciplineerd uitgevoerde overgang heffen deze uitvoering boven de middelmaat uit, zelfs al is Roussels muziek zelf niet altijd even interessant.

Meer over A. Roussel


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.